( 41 )
tot het einde van adela’s leven voortduurden, en ver- mengd waren met gruweldaden, die slechts uit een hart, als dat van deze vrouw, konden voortkomen.
Adela toch kon niet rusten, vóór zij aan hare brandende eerzucht voldaan en balderik, haren gemaal, op dezelfde hoogte gevoerd had, waarop eens hare voorvaderen stonden. De eerste weg, dien zij daartoe insloeg, was het staan naar den keizerlijken post van krijgsbevelhebber over deze oor- den; een post, dien de oom van balderik, door zijne dapperheid, in vroegere jaren van den keizer verkregen had. Doch hierin stond haar graaf wichman van Vreden in den weg, die, met de zuster van den onnoozelen zoan van dezen godfried gehuwd, meer aanspraak op de heer- schappij had dan balderik, welke slechts neef was. Adela liet zich echter hierdoor niet teruggehouden. Een openbare oorlog ontvlamde thans over geheel Hameland. Balderik, veel minder dapper dan wichman, werd menigmaal gesla- gen. Nu eens veroverde wichman een kasteel van balderik, dan deze weder een van genen. Munna, Aspel, Gennep, Uplade, Redichem en andere versterkte kasteelen werden genomen en hernomen. Eens overviel graaf wichman van Munna (Montherberg), langs den Rijn afzakken- de naar Kleef, balderik zoo onverwacht, dat deze, door vrees bevangen, schandelijk in een schuitje over den Rijn ontvlugtte. Het was omstreeks het jaar 1012. Deze ne- derlaag maakte de knechten van balderik mismoedig, de- wijl hun het geluk tegenliep, en zij geene andere belooning dan schampere woorden van adela ontvingen, — ja zelfs voor den geringsten misslag gebannen, en hun neus en ooren afgesneden werden, zoodat balderik genoodzaakt was, den vrede te zoeken. Doch deze vrede duurde niet lang. Wederom door adela verbroken, moest zij kort daar- op, toen haar man door zekeren gerhard gevangen genomen