( 49 )
oprijzende grafheuvelen, terwijl onze weg nu en dan doorkruist werd door oude jagtpaden, van welke er een nog uren ver zijne rigting door de heide naar het Zoo nam en sedert Koning willem iii denkelijk niet meer betreden of onderhouden was. Eindelijk viel ons het boschwachters huisje in het oog, waarheen een regtlijnig pad van een’ heuvel af ons spoedig bragt. Daar gekomen betraden wij een grooten opgeworpen aard- of zandhoop, door onzen leidsman den Romeinschen heuvel genoemd, welken hij niet anders, dan onder dezen naam gekend had. Het was daar, dat zijn, met een’ helm geboren zoon in den heuvel en er omhenen, bij het ontginnen van een stukje boekweit, meer dan 25 urnen of, volgens onzen sergeant, bombardeer- potten gevonden had. Een had hij nog in zijne woning, terwijl er bij het huisje nog twee op elkander sluitende steenen van een’ ouden Romeinschen handmolen lagen, hier in de buurt mede opgedolven. Wij bleven op deze merk- waardige plaats een weinig rusten bij den oorsprong eener beek, die hier opwelt, en, met andere sprengen vereenigd , een papicrmolen op den kwaden oord, (of mogelijk naar een vroegeren volksstam den Quaden oord oorspronkelijk ge- noemd) benevens een’ van den Heer pannekoek van harten in werking brengt, tot dat zij, met haar helder water, de schaduwrijke plaatsjes voor het logement van den Heer offenberg te Renkum verkoelt, en hem gelegenheid verschaft tot het brouwen van voortreffelijke bieren. Bij dezen oor- sprong gezeten kwam het ons in de gedachte, hoe de Heer munter, voormaals eigenaar van den Keijenberg, een half uur ter zijde gelegen, aldaar Romeinsche penningen had gevonden. Later werd ons nog berigt, dat, in het ter an- dere zijde gelegene Bennekom mede eene oude munt van goud was opgedolven. Misschien sprak hier wel eens een Romeinsch veldheer van den fons Blandusii, terwijl hij zijn