( 60 )
"Wilt gij dezen namiddag nog eene wandeling maken en een paar steenen herwaarts dragen, dan zult gij een goe- de belooning hebben?”
"Gaarne,” zeide wouter, "want ik kan ook in deze week niet eenen enkelen dag van mijnen akker af, en zonder zout of olie kan een mensch toch niet zijn, al heeft hij ook aardappelen genoeg, en een stuk brood smaakt bij afwisseling ook goed."
Daar ging nu de eerlijke en trouwe man heen, om eenige brokken van eenen Romeinschen handmolen herwaarts te dragen. Hij, de vrije man uit het eiland der Batavieren, wien geen koning van zijn erf zet, ofschoon het dan ook slechts twintig schreden lang en tien breed, ging heen, om den handmolen te halen, die eenmaal, toen bij gindsche heuvelen aan den bron dier beek nog een Romeinsch land- hoevenaar woonde, door een’ der minsten zijner slaven ge- dreven werd.
De goede man, die niet zóóveel had dat hij zout en olie koopen konde, ging op den dag, dien hij volgens zijne eigene keuze, voorvaderlijke inzetting en godsdienstig gebruik tot zijnen rustdag gekozen had, den gebroken molen halen, dien geen slaaf zoude aangeroerd hebben, op den dag waar- op hem de rust geschonken werd. Maar wouter deed het als een vrij man, als iemand wien geen koning gebieden kan, wat hij niet wil, die slechts de wegen van zijn ge- weten te volgen heeft, en nimmer, met eenige heerschap- pij of wet te doen heeft, want belasting betaalt de arme man niet, daar is hij te arm toe, en slechts eenmaal in zijn leven gevoelt hij dat er een koning is, als zijn zoon ten krijgsdienst geroepen wordt. Wouter, de vrije man, ging daar heen, hij die niet arbeiden zoude op den rustdag des Heeren, voor welk bevel ook, en hoe groot ook de heer ware die het hem gebood.,.. Wouter ging heen om den