( 72 )
staalsschilden , wonderlijke netten, vangsnoeren en-wat dies meer zij.
Denken wij aan het burgtplein, dan komt ons een onbe- grijpelijke verscheidenheid van honden voor den geest, van den grooten wolfshond, dien wij telkens op de Veluwjagten aan- treffen, en ook dan, wanneer deze heeren de Betuwe be- zochten, ontmoeten, (1) tot den kleinsten das, om de konij- nen uit hunne waranden (2) te verdrijven. Misschien heeft de tegenwoordige schaapherders hond der Veluwe nog iets van het ras van den vroegeren wolfshond, misschien stamt de taks nog alleen als zuiver ras uit gindsche dagen tot ons af, want deze toch vindt stellig hier zijn voedsel in overvloed. Doch ook de snelle hazewind, de trouwe jagt- hond, zoo dierbaar nog aan den jager, zullen hier wel in zoo groot een getal gehuisvest geweest zijn, als het met de hooge waardigheid van het ambt van opperjagermeester van zulk eene rijke landstreek, als de Veluwe voor de jagt op- levert, overeen zal gekomen hebben. Niets zoude ongemee- ner zijn dan eene teekening van dit slot, zoo als het zich in de veertiende eeuw, met al zijne torens en bewoners vertoon- de, te bezitten; maar hier, waar slechts perkamenten- brieven van gindsche dagen getuigen, en de meeste voorvaderlijke inrigtingen geweken zijn, hier vermag alleen de verbeelding zich het verledene als een bewoond geheel voorstellen, en zich van den lieflijksten bloemruiker een beeld van het ruwste jagtleven scheppen, zoo als wij
(1) Zie hierover den Gelderschen Almanak 1839. Ambtsrekeningen der Over-Betuwe.
(2) In een der charters van het kasteel van Heukelom mij door de vriendelijkheid van den Heer van wassenaar mede- gedeeld , vond ik, onder andere bezittingen, die van het leene= goed overerfden, ook de konijnenwaranden genaamd. Waranden, de enden of zijden van heuvelen, waar deze gezellige
dieren hunne woningen het liefst vestigden.