Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/116

Deze pagina is niet proefgelezen

88 OEFENINGEN EN OEFENINGHOUDERS


Vrouw Hekma schrijft: ,Ook kan ik u melden dat ds De Cock naar ons inzien in een zorgelijken toestand is, waarvan het ons toeschijnt dat de Heere hem haast van zijn post te huis roept. Mochten wij hier onder biddende harten bezitten, omdat als de Heere hem oproept dan, naar ons inzien de steun van onze kerk is, gelijk onder het oud Israél een Mozes.””

In den zeer hartelijken brief van Hidde P. van der Kooi te Zuurdijk, straks reeds genoemd, gedateerd 23 Februari, wordt aan Wind weer melding gemaakt van de ongesteldheid van De Cock met deze woorden : »Dom. Cock wordt zagkens minder, doordat de tering en het water toe- nemen en zoo het ons voorkomt zijn zijne dagen voor ons haast afgesneden en zal zijn dienst volbragt zijn, maar daar is nog hoop in dat hij een kind des Heeren is, Zoo is zijn sterven maar een afleggen van zonden om het vol genot des Heeren te verkrijgen ; daar wordt het eeuwig loflied gezongen.”

Uit een schrijven van ouderling P. A. Lok te Tjallebird, d.d. 7 April, blijkt dat Wind met goed gevolg examen heeft gedaan. Lok wenscht hem daarmede geluk. Dra zal hij nu in zijn dienstwerk worden bevestigd. Hij verzoekt zijn leermeester ds F. A. Kok om hem op 1 Mei te bevestigen. Deze verontschuldigt zich. Reeds den zesden Mei daarop volgende deelt hij aan ds F. A. Kok het een en ander aangaande de plechtigheid mede. Tevens geeft de inhoud van dezen brief ons weer een eigen kijk op de wijze of op den weg waarlangs onderscheiden predikanten in die dagen tot het ambt kwamen. Verder is deze brief van den nieuwen predikant, die nog geen week in de bediening is, van een inhoud die met weinige woorden ons een teekening geeft van het kerkelijke leven gelijk dat kort na de Scheiding onder anderen in de nabijheid van de moedergemeente Ulrum werd geleefd. ,Ik ben,” zoo schrijit ds H. J. Wind, ,door den na- burigen kerkeraad van Houwerziel en Zoutkamp verzocht om door een brief Geert Kassies (bedoeld wordt Geert Kerssies K.) te verzoeken om op numminatie aldaar zijn gaven te laten hooren op Zondag den 22 Mey en dat hij verzocht wordt voor Pinksteren mij door een brief te antwoorden of hij komt of niet, en als hij komt, dan moet hij schrijven wanneer hij bij mij denkt te wezen, want zij 2ullen hem bij mij weg halen; de kosten behooren zij weerom te geven, als ook de brievenport.

Ik heb den brief aan u geschreven, omdat ik daardoor in de gelegen- heid ben u het een en ander mede te deelen. Ik ben den eersten Mei, zijnde Zondag, door ds De Haan bevestigd in mijn dienst. Toen was de kerk vol menschen, zoodat er bijkans geen ruimte was dat ik voor de predikstoel konde staan. Het komt mij voor dat de gemeente in het algemeen in eensgezindheid verkeert en ik bespeur groote begeerte om het Woord te hooren, want wij hadden gisteren kermis hier te Lens, maar de kerk was vol menschen, althans zij konden allen niet zitten en daar ik na den middag ook gepreekt heb, waren er een aantal menschen �