OEFENINGEN EN OEFENINGHOUDERS 89
onder mijn gehoor. De pastorie is nog niet klar. Daar kunnen we védr Pinksteren nog niet intrekken metterwoon.” Prof. De Haan heeft ds Wind bevestigd met Hebr. 13 : 17. Hij zelf heeft intrede gedaan met Ps. 27: 4a.
»Ds D. Postma is ook op 1 Mei bevestigd geworden door ds K. Tim- merman. Daar is mij gezeid dat dom. Postma onduidelijk was geweest in zijn uitspraak. Dit bestond hierin dat hij de woorden brijerig uitsprak (hij bedoelt dat ds Postma brouwde. K.). Dit is zeker een uitvloeisel van de taalkunde. Als zulks uit de kennis der talen voortvloeit dan wensch ik nooit talen te leeren, want toen Postma oefenaar was deed hij zulks niet.”
Ik weet niet of deze tik aan Postma en aan de studie der klassieke talen in verband staat met een klein antecedent, dan wel uit eenige af- gunst op die oefenaars, die als student ook in de klassieke talen onder- wezen zijn geworden. Ds D. P. Postma van Minnertsga, een leerling van prof. T. F. de Haan te Wanswerd aan de Streek, had den oefenaar Wind den 24 October van ’t vorige jaar uitgenoodigd in zijn plats de gemeente aldaar te komen ,stigten”. Wind nam de uitnoodiging aan. Maar ontving reeds den 4 November daarop een schrijven van Postma, waarin deze meldde zich gedrongen te voelen hem af te schrijven op Zondag den 7den pdienst te doen”. Hiertoe gevoelde hij zich gedrongen door ,ingewonnen berigten, die mij te aanstotelijk waren, dan UE. toe te laten tot voorgaan in mijn gemeente.” Hij zegt br Wind toe ,nader berigt te geven”. Ik be- twijfel of dit nader berigt schriftelijk gegeven is, vermoedelijk hebben deze beide broeders elkander later gesproken. Wel is opmerkelijk, dat »prof.” De Haan op de prov. vergadering in Friesland schijnt aangevallen te zijn over het werk der bevestiging van Wind te Leens en van Uitterdijk te de Joure. Ds F. H. Uitterdijk schrijft dit aan ds Wind in den brief van 22 Juli ’42, alzoo niet lang na de bevestiging. Maar De Haan, zoo schrijft de Jouster predikant, ,hield onze zaak vast en heeft dien verdedigd.” Ook hieruit blijkt dat er toch wel eens eenige wrijving ontstond over het z00 schielijk toelaten tot en de bevestiging in de bediening van oefenaars, al studeerden dezen ook aan de een of andere opleidingsschool. Het examen heeft plaats gehad op den 29 en 30 Maart.
Toch heeft het schrijven van Postma geen kwaad bloed gezet. De broeders zullen elkander gesproken hebben, want in September van ’42 verzoekt hij ds Wind dringend namens den kerkeraad van Middelstum om voor hem een avondbeurt waar te nemen. *) Dat leeren der talen schijnt hem toch wel hoog te zitten! Als ds Wind een kort briefje schrijft aan zijn tante, de wed. W. G. van der Veen te Amsterdam, dan vergeet hij niet mede te deelen dat zijn zoon Jan, die begeert om ook leeraar te worden, »thans op studie is en ook de talen leert.”
Opmerkelijk is het toch wel en hieruit mag ik concludeeren, dat er wel eenige jaloerschheid was bij ds Wind en misschien bij meerderen �