Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/130

Deze pagina is niet proefgelezen

100 BLAUWBOEKJES

was deze dan wel overgeloopen tot de vrienden van dr Benthem Reddin- gius, getrouw aan het maxime: het doel heiligt de middelen; wel door- ziende dat bij de liberalen in het eind toch meer wol was te bespinnen dan bij die starre en stijve gereformeerden ! Ergerlijk, dat de Assener predikant zich in het aangehaalde niet ontziet den naam Gods ijdel te gebruiken.

Deze herder heeft geen hoogen dunk van zijn schapen. Hoe gansch anders was dit bij de ware gereformeerde predikanten! In zijn twintigsten brief toch vraagt hij twijfelmoedig: ,hoe vele wel onderwezene leeken bezit de Hervormde kerk in Nederland, die in staat zijn om de geesten te beproeven of zij uit God zijn, die het waarachtig Evangelie kennen en hoogschatten, die vrij van eigenwaan en bijgeloof, maar ook van lichtzinnigheid en onverschilligheid der wereld op eene gemoedelijke wijze in dat Evangelie gelooven, daarin hunne zaligheid zoeken en daar- naar hunnen wandel trachten in te richten.” Zoo blijke dan uit het aan- gehaalde dat deze schrijver den moed heeft zulke dingen aan het adres van zijn tegenstanders te zeggen zelfs onder eigen naam.

De titel van een geschriftje verschenen in 1833 te Franeker bij G. Ypma zegt duidelijk genoeg, uit welken hoek daarin de wind waait, en hij die hem aanblaast houdt zich niet schuil. Het is dan ook gericht aan allen die de waarheid liethebben. Ds M. F. Laurman van Oosterlittens gaf in dit jaar, dus nog védr de Afscheiding, zijn De Dweeper uit, een woord aan allen die de waarheid liefhebben. Hij vertelt in de voorrede, dat op hunne gewone ringvergaderingen de treurige overhelling van velen der landgenooten tot godsdienstige dweeperij de stof hunner broederlijke ,samenspraken” was geweest en zij allen waren het hierover eens, dat deze neiging treurige gevolgen voor hunne gemeente moest hebben, en vroeger of later, voor de rust der ziele hoogst schadelijk zoude werken. Over de middelen de voortgangen dezer heerschende kwale tegen te werken waren niet allen het met elkander eens. Toen de beurt der ge- wone voorlezingen aan ds Laurman gekomen was, besloot hij zijne ge- dachten over de godsdienstige dweeperij nader te ontwikkelen. In Sep- tember van '33 hield hij dan eene lezing, ,over den waren aard, de oor zaken en eenige verzachtingsmiddelen der godsdienstige dweepzucht, vooral in de provincie Friesland.” Toen hij later merkte, met diepe droefheid, den verbazend snellen voortgang van deze dweepzucht, las hij zijn gehouden voorlezing nog eens over; hij veranderde er wat in, voegde er iets aan toe en schaafde het geheel. Hij mag overigens met blijdschap vaststellen, dat hoewel de onzalige geest van dweeperij maar al te zeer in Friesland was doorgedrongen, en zelfs nog werd aangekweekt, ver- breid en geleerd, nogtans de gemeenten, over het geheel, meer zuiver waren in goede beginselen van ware godzaligheid, dan men gemeenlijk dacht. ,Vele leeraren, uitmuntende in kennis, schrandere voorzichtigheid �