Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/137

Deze pagina is niet proefgelezen

BLAUWBOEKJES 107


die De Cock wel zijn, wordt ,in zijn schandschrift de waardige grijsaard Egeling, niet op eenen valschen toon de zacktsprekende genoemd ?”

In een volgend hoofdstuk jammert ds Engels het uit, doch herstelt zich dra en poneert: ,Doen er zich Seperatisten op, die het nog beter mee- nen te weten, die ons wantrouwen en het heil der zielen op eenen anderen weg, bij zich zelven of bij andere creaturen zoeken en draven. Willen zij zich liever met draf voeden dan met het brood des levens, en hunnen dorst met gebrokene bakken die geen water houden lesschen, inplaats van te drinken uit de eenige levensbron; ach, hun honger zal niet verzadigd ; hunne dorst zal niet gestild worden.”

Uit de aanhalingen die ik deed uit een paar geschriften van mannen die zich beroepen op hun leeftijd, een leeftijd die bezadigdheid en be- zonkenheid mocht doen verwachten, kan men voelen hoe groot de ver- bittering dier dagen, vooral in het Noorden des lands, was tegen den predikant van Ulrum. Een ds R. Engels, die ,zich zijner rechtzinnige, oud-gereformeerde denkwijze bewust is”, een geestverwant zich rekent van den voortreffelijken en diepdenkenden ds J. J. le Roy”) is niet minder vinnig en giftig dan de ,liberale” ds M. F. Laurman en ds J. van der Linden. In het licht van wat deze grijze mannen durven schrijven zie men de handelingen van het classikaal bestuur van Middelstum en die van het provinciaal kerkbestuur van Groningen.

Nu na honderd jaar deze geschriftjes lezende krijgt de verzekering door De Cock gegeven op vervolging zich te hebben voorbereid haar volle waarde.

Hij schrijft aan het provincial kerkbestuur van Groningen: ,Ued’s liefderijke vermaningen en opwekkingen voorts tot terugkeering, waar- over gij gesproken hebt in de voorlaatste vraag, heb ik nimmer onder- vonden, daar ik altijd onvriendelijk en stuursch bejegend ben, maar al waren die vermaningen en opwekkingen de liefderijkste die bedacht konden worden, wanneer zij niet op de waarheid en op Gods woord gegrond waren, kon ik ze toch nimmer anders aanmerken als sirenische minneliederen, geschikt wel om mij -te verderven, maar niet om mij te behouden; want des Heeren woord spreekt een wee uit over degene, die op menschen vertrouwen en niet op den Heere alleen hopen. Daarom, mijne Heeren! konden mij dan ook de waarschuwende bedreigingen van de Commissie niet doen terug wijken. Ja, ik weet wel welke de gevolgen kunnen zijn, wanneer men de waarheid Gods verdedigt en wanneer ik het nog niet geweten had, de goddelooze voorslagen van Laurman, om de predikanten die zich ten dezen laten zien, uit te werpen, waren ge- noegzaam om mij en ieder ander op de treurige gevolgen opmerkzaam te maken, wanneer de harten van de kerkelijke en wereldlijke Besturen verhard en niet door Gods woord en Gods hand gebogen wierden ; maar voor dat ik tot openbaarmaking mijner gevoelens en de openbaar- �