Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/159

Deze pagina is niet proefgelezen

AANTEEKENINGEN HOOFDSTUK VI 127

  • ) Van weerszijden treft men in de strijdschriften dezer jaren de scheldnamen

Jezuieten aan! Men leze Van der Does aw., twintigste hoofdstuk, Van vervolging, en lette er op hoe de minister van Justitie Van Maanen zich liet inlichten door den ,inquisiteur” Bergmann, die telkens speculeert op papenvrees en o.a. omtrent Buddingh schrijft: ,Hij had volkomen het voorkomen van een doortrapten Loyola’s zoon,” biz. 271. De Belgische opstand lag nog zoo versch in de herinnering. Men ontzag fh niet te doelen op Jezuitische invloeden op degenen die ,bezwaren” hadden. Van zijn zijde wees De Cock ook telkens weer op het feit, dat Van Zevenster, de officier van Justitie te Appingedam een roomsche was. Zoo ook Van der Linde’s derde aflevering!

°)” De Eere der Nederlandsche Hervormde Kerk gehandhaafd tegen Ypey en Dermout (geschiedenis der Nederlandsche Hervormde Kerk) door mr C. M. VAN DER KEMP, drie deelen, te Rotterdam, bij wed. van der Meer en Verbruggen, 1830.

We zullen dezen ,vriend” van De Cock later telkens ontmoeten.

10) Men diene onderscheid te maken tusschen corzaken van en aanleiding tot de Afscheiding! Tot de oorzaken dient gerekend te worden, de geest die heerschte onder de meeste predikanten, van welken mannen als Benthem Reddingius, Laurman, Van der Linde, Boeles e.a. de tolken waren, die hunne bittere vijandschap niet konden verbergen onder een ,gemocdelijke” prediking.

4) Later volgt uit brieven van De Cock wat hem ervaren is van de zijde van het grauw in Groningen in vereeniging met studenten. Vgl. ook D. van Hogendorps ervaring op een voetreisje te Groningen.

12) Seperatisme, waarschijnlijk een drukfout!

8) Engels en Le Roy worden door De Cock bestreden in zijn: Drie Achitofels, enz.

“) Vermoedelijk is de schrijver een van de predikanten van Dokkum. Immers hij zinspeelt Klaarblijkelik op den grooten toeloop die een naburig predikant heeft: De Cock van Ulrum ?

18) Men vgl. over de onware voorstelling die Hofstede de Groot zelf geeft: een der beweegredenen tot het stellen zijner gedachten, Reitsma, a.w. blz, 755; Hendrik de Cock, a.w. en Geref. Theol. Tijdschrift, art. van dr G. Keizer: ,Documenten be- zwarend voor prof. dr P. Hofstede de Groot.”

De beschuldiging tegen de leeraars der Nederlandsche Hervormde Kerk, dat zij hunnen eed breken, door af te wijken van de leer hunner kerk, die zij beloofd hebben te zullen houden, gestaafd ; en De Gedachten van P. Hofstede de Groot, Hoogleeraar te Groningen, over die beschuldiging wederlegd, door mr C. M. VAN DER KEMP. De Cock is door De Groot’s Gedachten niet tot zwijgen gebracht, wijl niet overtuigd. zal de aanklacht herhalen, telkens weer, tot voor den troon van den Oranjevorst, dien hij dan ter zelfder tijd met groote vrijmoedigheid herinnert aan den eed op de Grondwet, waarbij deze de handhaving van de vrijheid van religie heeft bezworen (brieven archief De Cock).

9) Donker Curtius in de Godgel. Bijdr., van 1834 en 1835.

¥) Reitsma a.w. beweert: Hofstede de Groot had reeds in 1833 de orthodoxe leer met teksten uit den Bijbel weerlegd in een anoniem boekje onder den titel: Wien zult gij gelooven, den mensch of God? Het was zijn eerste strijdschrift en ver- wekte bij de rechtzinnigen een viaag van woede. Ook De Cock schreef een paar Kleine hevige pamfletten daartegen, blz. 754. Moge ik herinneren dat niet De Cock, maar de man die hem straks zoo heftig zal vervolgen, met toepassing op anonieme geschriften opmerkt: ,schurken en overtreders der wet, schuilen gaarne in het duster”. Niemand toornt tegen dit schuilvinkje spelen meer dan De Cock. Hij noemt dezulken nachtuilen. Zie vervolg en vgl. J. Bosch a.w. Vgl. over de bedoelde werkjes tevens J. Bosch, a.w. en hier ’t vervolg.