AANTEEKENINGEN HOOFDSTUK VIII 169
Vgl. over Schröter, Van Lonkhuyzen, a.w. biz. 120, noot 3; biz. 192; blz. 219 en 220. Vgl. vooral Wagenaars Reveil... blz. 122 en 123.
21) Vgl. noot 7.
22) Ik ben niet zeker dat deze naam goed is geschreven. Een zekere ds A. Daran werd 15 Mei 1898 predikant te Asch, gem. Buren, vgl. Nieuw Kerkelijk Handboek, jaargang 1903, blz. 42.
25) Hier wordt deze naam weer anders geschreven.
4) Vgl. Gedenkboek der Hervormde Gemeente van Maastricht 1932, blz. 325.
25) Vgl. Brieven archief De Cock, d.d. 8 „Mey” en 16 „Mey” 1834.
2) Vgl. Briefwisseling De Cock en De Groot. Bij vergelijking tusschen hetgeen De Groot schrijft over de kerken van Ulrum in zijn briefwisseling met De Cock, en wat hij bericht aan dr Gieseler, blz. 50, treft zijn veel scherpere (uitdrukking ter kenschetsing van de ligging van Ulrum's gemeente in dat bericht. Bij Gieseler lezen we „dat de beide elementen, welke de Nederlandsche Hervormde Kerk sedert lang bevatte... gistteden dáár, en streden er zelfs, zoo openlijk en vijandig als ergens”.
7) In Jan. 1869 is een zekere N. van der Tuuk Adriani Pz, predikant in het uit de dagen der Scheiding zoo vaak genoemde Oosterlittens van Laurman.
28) De rijmkroniek van Ds O. G. HAZEKAMP, afgescheiden predikant te Beilen van Jan. 1833—6 Mei 1849, meldt:
Daar werd nu een begeerd
een van der Tuuk gekeerd.
Toen heeft de Groot een tal beschreven, en ook de Cock meê opgegeven;
en ziet! die kreeg uit al den troep
van deze ’t beroep.
Uit deze proeve valt gemakkelijk op te merken dat de Kroniek geen dichterlijke waarde bezit. Zij heeft echter enkele gegevens van historische waarde. Deze Kroniek berust in het familie-archief De Cock en omvat honderdtwintig coupletten van zes regels, en is gedateerd, Beilen den 5 October 1847. Hazekamp heeft zijn opleiding genoten van ds W. A. Kok op ’t Hoogeveen.
29) Vgl. 3de en 4e art. van de Dordtsche Leerregels, XI.