DE CRISIS IN HET LEVEN VAN DE COCK EN ZIJNE VROUW 189 hetgeen zij niet kennen en te smaden hetgeen zij met ijver naar belofte en trouw moesten voorstaan. Overal waren er evenwel in dorpen en steden nog betrekkelijk veel fijnen en deze hoorden met gespannen verwachting van alle deze dingen; zij bespraken in hunne samenkomsten voor en in de dorpsherbergen, voor het gemeentehuis, in snik, trekschuit en bolder- wagen, langs paden en wegen, wat hun ter oore was gekomen en velen wilden dan deze dingen niet meer hebben van hooren zeggen, doch zelf gaan en zien of deze dingen waren zooals hun werd kond gedaan. Met veel talent wordt ons geteekend hoezeer De Cock's prediking het onderwerp van het gesprek was in wijden omtrek, door ds J. Kok in zijn: Het leven van Jan Egberts Broekema. Echter de inhoud van dit geschriftje speelt alleen maar in de Groninger kleidorpen en in niet ver ver- wijderden omtrek van Ulrum. Historisch getrouw, met veel kennis van zaken leidt ons de historicus dr G. A. Wumkes binnen Friesche kringen en wij zien de beweging groeien, hooren de gesprekken; brieven van en over De Cock worden geopend en van nabij leeren wij ds Fockens, een bloed- en geestverwant van De Cock te Sneek, kennen. Meesterlijk wordt door dezen objectieven historieschrijver in zijn It Fryske Rèveil yn portretten geschetst, hoe diep in Friesland de tijding van het gebeuren te Ulrum was doorgedrongen. Namen worden ons genoemd uit den eenvoudigen burgerstand die straks terugkeeren in de correspondentie van De Cock, namen van anderen ge- noemd door De Cock in de werkjes die uitgedragen worden naar alle kanten; namen ook van Friesche rechtzinnige predikanten, aan wie door De Cocks zorgen zijn perswerk wordt gezonden en met wie hij in cor- respondentie treedt. Wumkes laat deze dingen voor ons leven. De met menschen volgeladen snik van Piet Schaap zien we uitvaren, niet altijd is zonneschijn langs de kanalen, ook moet men wel eens met tegenweer kampen op plassen en meren. We mengen ons onder hen als ze weer zijn ge- keerd van hun tocht naar Ulrum en zien hoe Bornemann en Andriessen op Dinsdagmorgen op Groot-Zand en Klein-Zand hun vrienden aanklampen en met stralende gezichten het verhaal doen van wat zij zagen en hoorden, wie ze ontmoetten en dan wisselen de trekken van blijdschap tot ernst, van spanning tot ontspanning, van zorg en hoop. Daar in Sneek predikt ds Lucas Fockens, doch daar in Sneek is ook afgezet, omdat hij het catechisatieboekje van Hellenbroek gebruikte, de catechiseermeester Van der Horst. De mannen en vrouwen van Sneek en omstreken zullen deze dingen aan De Cock vertellen en hij zal er van schrijven in zijn Ernstige en hartelijke toespraak. Ook uit het Zuiden komen zij aan en rijden, varen of loopen naar Ulrum om hèm te hooren wiens naam in het Noorden is op aller lippen ; gelukkig ook op veler vromen lippen. Ze komen van 't Oldambt, van
Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/229
Deze pagina is niet proefgelezen