AANTEEKENINGEN HOOFDSTUK IX. ¹) Brief van D. HOKSBERGEN, over den tegenwoordigen verdorvenen kerkstaat en de verbastering van het Schoolwezen; gezonden aan en uitgegeven met eene voorrede door den welew. zeergel. Heer H. DE COCK, Gereformeerd Leeraar onder 't Kruis, te Veendam bij T. E. Mulder, 1835, prijs 50 cents. Derk Hoksbergen, van wien ik in het tweede deel breeder zal moeten handelen, was, toen hij dezen brief zond, nog een onbekende voor De Cock. Doch De Cock acht op dit „kinderke" van toepassing: Is het volk uit verre landen, 't hart dan smelt toch zamen in. De Cock acht dat er geen overtuigender bewijs van den diepen val van den kerk- staat in zijn dagen kan gegeven dan het Adres dit jaar (1835) door 20 predikanten uit de prov. Groningen ingediend bij de Synode. De aanvrage in dit Adres rekent hij nog ,liberaal" genoeg, wijl gevraagd werd, dat de predikanten zouden houden ,de kenmerkende leerstukken van de Gereformeerde kerk". Na het antwoord van de synode te hebben afgedrukt geeft hij zijn critiek ten beste, die wel scherp is, doch niet onbillijk. Op de kenmerken der ware kerk, volgen die der valsche kerk. Het vierde daarvan acht hij: dat deze vervolgt degenen, die heiliglijk leven naar het Woord Gods.... Dit kenmerk was tot dusverre in de Hervormde kerk bedekt geweest, schoon hier soms een diaken, gelijk Rijk van der Haar te Genemuiden, daar een catechiseermeester, gelijk J. van der Horst, te Sneek, wierd afgezet, en gints en elders een diaken of ouderling met geldboeten gestraft, doch nu eenmaal door de openbare vervolgingen van mij, zoo schrijft De Cock verder, en ds Scholte de bom losgebarsten is, nu hoort men van alle zijden, hoe zij en de hunnen vervolgen degenen die heilig- lijk leven (voorrede IX). De Cock acht op ,ds Morees" van toepassing Richt. 5 vs 23 p. 16. ,,Derk Hoksbergen, lid van de gereform. kerk te Wilsum" blijkt als een eenvoudige boer bizonder goed op de hoogte te zijn van hetgeen verschijnt in zijn dagen van vóór- en tegenstanders. Hij moedigt in zijn brief De Cock aan, zijn Meester maar gehoorzaam te zijn, trots vervolging, en al wil de vijand gewetensdwang uitoefenen: „Ja, ik kan u schrijven dat er hier zelfs een is, in een naburig dorp, zoo hoor ik zeggen, schoon ik het niet met zekerheid schrijf, die de jonge menschen niet wil aannemen tot lid van de kerk, tenzij zij de gezangen mede zingen" (blz. 24). 2) Cf. dr Gieseler, De bewegingen.... blz. 50. 3) Men leze wat prof. De Cock daarvan schrijft, in zijn Hendrik de Cock blz. 258 v.v.; niemand verwondere de scherpte van dit gedeelte! Het woord "perfide" flitst door onze gedachten als we lezen wat De Groot in zijn: De Groninger godgeleerden durfde schrijven; zie vooral blz. 36 v.v., de noot aan den voet. 4) Ik geef in dit boek weer het verbindings-formulier met de handteekening van
Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/239
Deze pagina is niet proefgelezen