206 CORRESPONDENTIE TUSSCHEN DE GROOT EN DE COCK zoo kort en klaar uw gevoelen beweest uit Gods Woord, als van Zuilen daaruit zijn gevoelen bevestigd heeft, want ik weet dat gelijk de wijsheid Gods dwaasheid is bij de menschen, alzoo ook de menschelijke wijsheid dwaasheid bij God is, met drift en verontwaardiging te zeggen dat dat boekje geene wederlegging verdient, dat overtuigt mij niet. Gij noemt van Zuilen een man die in zijn verblinding en eigenwaan zelfs zoo verre gaat dat hij een apostel durft bestraffen. Zie bl. 7 rede- lijke godsd. verg. met Rom. 12: 1. Oogenblikkelijk de Groot dacht ik hierbij aan het zeggen des Apostels, waarin gij een ander beschuldigt beschuldigt gij u zelve" gij beschuldigt toch van Zuilen geheel en al ongegrond, want de godsdienst die hij de Apostel daar redelijk noemt, is juist die geestelijke godsdienst die hij in de elf eerste Hoofdstukken had voorgesteld als geestelijk en tegen vleesch en bloed strijdende, gelijk blijkt uit die menigvuldige tegenwerpingen, die onze verdorvene rede daartegen inbrengt, en uit de woorden zelve die hij daarbij voegt, om hunne ligchamen te stellen tot een levendige heilige en Gode welbehage- lijke offerhande: Hij spreekt dus niet de Apostel tegen gelijk blijkt wan- neer wij niet aan dat blote woord hangen. Maar o De Groot gij doet het zonder het te zien in het stuk van de praedestinatie in uw eigen- waan en verblinding, alle de profeeten, den Heere Jezus en de apostelen tegensprekende, niet alleen in de woorden, maar in de zaak zelve, niet naar mijn oordeel alleen, maar naar het gevoelen van de geheele gere- formeerdde kerk en van dat algemeene Christelijk Synode te Dortrecht gehouden, hetwelk zeker in zegening zal blijven, zoo lang er op aarde zijn die de waarheid liefhebben. Zie Can. Cap. 1 art. 14. Het doel van het boekje hebt gij niet gemist, maar gij beschuldigt van Zuilen dat hij de Hervormdde leer niet kent, en gij geeft voor dat de leer op het Dortsche Synode vastgesteld niet dezelfde is, als de Hervormdde leer, doch beide geheel en al te onregt. Daar toch te Dortrecht is dit laatste gestaafd door de afgevaardigden van schier alle Hervormdde kerken, en bewezen tegen de Remonstranten, en dat van Zuilen de Hervormdde leer wel en grondig verstaat, bewijst zijn bondig geschrift, waarmede alle Hervormdden die de Hervorming niet alleen in het hoofd, maar ook in het hart hebben volkomen instemmen. Gij zegt dat het strijdt tegen den Cathechismus, vr 50 hetgeen van Zuilen zegt van den H. Geest als die de kerk bestuurt, maar lees slegts de volgende vraag en deszelfs antwoord nl. vr 51 en gij zult daar be- vestigt zien volkomen hetgeen van Zuilen bedoelt gelijk mede vr. 53. Gij zegt dat het strijdt met art. 20 van de geloofsbelijdenis 't geen hij zegt dat J. Christus in de wereld gekomen is ter betoning van Gods regtvaardigheid, dat artykel zegt geensints het tegendeel, maar van Zuilen haalt hier slegts gelijk ook meermalen de Apostel Paulus de betoning van Gods regtvaardigheid aan als het voornaamste, omdat Gods liefde goedheid en barmhartigheid uitblinkt in alle de werken der Schepping, maar Gods regtvaardigheid schier alleen in de zending van Zijnen Zoon, om Zijn volk zalig te maken van hunne zonden door Zijne borgtogtelijke geregtigheid.
Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/250
Deze pagina is niet proefgelezen