Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/28

Deze pagina is proefgelezen
14
BRONNEN


Afscheiding en om haar te beoordeelen in „waarheid en liefde”. In het genoemde Handboek wordt wel veel litteratuur genoemd die betrekking heeft op deze periode uit de vaderlandsche kerkgeschiedenis, doch dit zegt nog niet dat de aangehaalde werken ook zijn gelezen en indien wèl gelezen dan kan men daaruit leeren hòe die gelezen zijn.
Als de tijd der jubilea van de Afscheiding nadert worden de bronnen aangeboord en verschijnen gedenkschriften. Zonder die alle bij hun titels te noemen, wil ik een uitzondering maken met het Gedenkschrift der Christelijke Gereformeerde Kerk, bij Vijftigjarig Jubilé, 14 October 1884, door S. van Velzen, bij Zalsman te Kampen. Hieraan was reeds voorafgegaan bij de „viering van het veertigjarig bestaan der Christ. Geref. gemeente te Hattem”: Verdrukking en Vrijheid, toespraken door J. Strijks, A. Brummelkamp, H. Gispen en C. Mulder, Amsterdam, P. van der Sluys Jr 1876.
Vooral de oudste zoon van ds de Cock heeft van tijd tot tijd, voorafgaande en volgende op zijn Hendrik de Cock, meerdere kleinere geschriftjes uitgegeven die veel kostbaar materiaal bevatten. Niemand beter dan deze Helenius de Cock was daartoe de aangewezen man. Hij heeft gedeeld met bewustheid als klein kind en daarna als jongen en jongeling in al het lijden om des geloofswille door het gezin van Ulrum’s predikant aldaar en later geleden, als vader steeds op reis was in dienst der kerken na ontslagen te zijn uit de gevangenis, als hij later te Groningen als predikant de gemeente diende en „studenten” opleidde en toen hij dien vader zoo vroeg moest verliezen. Daarbij had Helenius de Cock karaktereigenschappen die hem er voor bewaarden iets aan de waarheid der feiten toe te voegen. Hij was bizonder nuchter en wars van allen ophef. Werkelijk, ds Helenius de Cock, de latere „leeraar” aan de „Kamper School” sierde niet op wat hij beschreef. Hij wilde dat niet naar zijn werkelijkheidszin; hij kòn dat niet naar zijn karakterhoedanigheden; hij behoefde dat niet te doen. Hem stònd een materiaal ten dienste als geen dergenen die zich vóór hem hadden gezet tot de beschrijving dezer geschiedenis. Van de vele kleine geschriftjes deze geschiedenis rakende, werd het eerste door hem gegeven in 1847, „ter gelegenheid van het afsterven van den heer J. H. van Andel te ’s Hertogenbosch”, een loot van het geslacht der Van Andels, dat zulk een ongemeen groote plaats heeft ingenomen, om te zwijgen van het heden, in de geschiedenis van de Christelijke Afgescheidene Kerk. De Cock diende toen de gemeente te Appingedam.

We naderen den tijd van de kerkelijke bladen, die al een bizondere, rijk vloeiende bron vormen, doordat in herinnering en in wederlegging telkens weer wordt teruggekomen op de feiten. De uitgave van de Reformatie was gestaakt. 20) Toen werden bladen gesticht die langer of