Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/281

Deze pagina is niet proefgelezen

VERDERE ONTWIKKELING honderd jaar ,de classis Appingedam door een' lofwaardigen ijver voor de zaak en dienst des Heeren gedreven, reeds had gedaan met toestem- ming en goedkeuring van de classis Groningen." Was dat tóén nuttig uit hoofde van inkruipend verderf van de waarachtige leer der godzalig- heid", hoe noodzakelijk is het dan nu, ,,nu de Remonstranten openlijk durven zeggen, gelijk zij zulks, mijns insziens alleszins gegrond kunnen zeggen, dat schier de geheele Gereformeerde kerk Remonstrantsch ge- worden is." 235 In deze voorrede treffen wij verder eene zinspeling op de heerschende besmettelijke ziekte: „dagelijks toch loopt men gevaar om voor eeuwig weggeworpen te worden." ,,Het gevaar om dagelijks opgeëischt te worden is zoo groot." "Duizende roepstemmen van gevaar en druk roepen Neder- land dagelijks tot verootmoediging, vernedering en waarachtige bekeering." 't Is hier reeds, dat hij een valsch profeet een wolf onder een schaaps- kleed noemt", en hier reeds spreekt hij van wederkeering, als hij de voorrede besluit met de aanhaling van Ps. 80: 9, 10 en 11: „Keer weer, o God der legermagten!" ,,Hij bekeere ons en wij zullen bekeerd zijn. Amen!" Van deze uitgave zond De Cock onder anderen ook een present- exemplaar aan Mevrouw W. J. Alberda van Menkema, vrouwe van Dijkster- huis douair. Lewe van Aduard. Op het schutblad schreef hij deze opdracht: Aan Mevrouw van Dijksterhuis Uit hoogachting voor het geslagt der Alberdaas', die reeds ten tijde der Hervorming om der waarheid wil zijn uitgeweeken geweest en wiens nageslagt allesints de belangen der ware kerk en de bevordering der regtzinnige leer bevorderd hebben en gezogt, met de bede dat de Heer ook over de tegenwoordige leden van dat huis zijn geest moge uitstorten en zijn weldadigheid bevestigen door H. de Cock, Ger. leeraar. Dr G. A. Wumkes voegt in den Gron. Volksalmanak 1910, aan deze mededeeling gedaan onder het hoofd: Een opdracht van ds Hendrik de Cock te Ulrum, de zeer juist en fijn gevoelde opmerking toe: ,,Een klein trekje ook hier. Maar te kenmerkend om vergeten te worden. De „vader der Afscheiding" voelt aansluiting aan het tijdperk der Reformatie in eigen gewest." Dit bleek ook reeds uit De Cocks herinnering in de voorrede aan den „lofwaardigen ijver" van de classis Appingedam. Het derde geschrift, ditmaal te Groningen bij J. H. Bolt in 1833 door