REACTIE IN EN BUITEN DE GEMEENTE VAN ULRUM Reeds staat Hij met de wan in de hand, om zijnen dorschvloer te door- zuiveren. De vijanden zien het met schrik, dat er zich meer en meer stemmen verheffen. De poorten der Hel zullen de gemeente niet over- weldigen. Houden wij dan goeden moed, zijn wij maar standvastig, on- bewegelijk, altijd overvloedig in het werk des Heeren. Als de vijand aankomt als een stroom, dan zal de geest de banier verheffen. U aan- bevelende aan zijne magtige hulp en bestand en bedankende voor het vertrouwen in mijn persoon en dienstwerk gesteld noeme ik mij gaarn Uw toegen. Medebr. in C. J. onzen Heer D. Molenaar. 251 Zoo ontving dan de kerkeraad van Ulrum een schrijven van den bekenden ds Molenaar, dat teleurstellend voor hem was. Het werd be- antwoord door De Cock. Deze beide brieven zijn van meer dan gewone beteekenis. In Molenaar's brief hebben we als het ware de beginselver- klaring, haast zou ik zeggen, het program voor de mannen van kerk- herstel. In De Cock's antwoord het wachtwoord voor de mannen der reformatie. Zij zullen niet denzelfden weg gaan. Hier treffen we de beide beginselen aan die nu reeds gedurende een eeuw in Nederland parallel loopen; dàt wat uitgaat van de gedachte aan reorganisatie en het be- ginsel dat leidde tot reformatie. Beide beginselen zullen worden verbreid, beide beginselen zullen hun aanhangers hebben; beide zullen ingang verkrijgen onder de liefhebbers van de gereformeerde waarheid. Het zal van nu voortaan gaan om kerkherstel of reformatie. Wederom luidde het adres: ,,Waarde en veelgeachtte medebroeder in den Heere Jezus Christus !" Doch dan volgt een votum dat in het vervolg in vele van zijn brieven, alsmede ook in die welke aan hem geadresseerd werden voorkomt: ,,Genade, vrede en liefde zij u vermenigvuldigd!" De Cock's antwoord is van den volgenden inhoud. Ds Molenaar is hem nog geen Achitofel, gelijk hij na den afzetbrief en zijn eerste gevangenschap drie andere rechtzinnige predikanten in de Hervormde Kerk zal betitelen. 5) UEw letteren van den 12den Mey zijn door ons in welstand ont- vangen en met verblijding gelezen schoon wij wel allen gewenscht hadden, indien het met den Raad des Heeren had kunnen bestaan, daarin tevens de gevoelens te vinden van den Hoogedelen Baron van Zuilen Nijeveld, vooral zoo als hij in het aanzien des doods, als wanneer de mensch gewoonlijk op God ziet en niet op de bewegingen van zijn vleesch en begeerlijkheden, die daarmede van nature in strijd zijn en in opstand, daarover dacht en gevoelde op grond van en naar Gods heilig Woord, dat in alles alleen onze regel moet zijn. Dat er strijd zal zijn, eerwaarde Heer, totdat de laatste gekogte ziel zal zijn ingezameld, omdat, gelijk gij zegt, die strijd in Gen. 3:15 reeds
Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/297
Deze pagina is niet proefgelezen