Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/311

Deze pagina is niet proefgelezen

REACTIE IN EN BUITEN DE GEMEENTE VAN ULRUM Had ds Duin gelezen dat De Cock niet erg was ingenomen met, noch veel verwachtte van de zacht sprekenden ? 263 Het geslacht hunner dagen deed alsof het niet hield van het roepen met sterke stem; zulk roepen deed de ooren pijn; het was hun als het gekras van zwarte raven; het waren dissonanten in het eenstemmig lied des lofs op het licht van den doorbrekenden dageraad. Evenwel dat was het cachet, het adres aan den buitenkant, doch het geluid dat werd ver- nomen in de vergadering van ring en classis te Middelstum, niet anders te Dokkum en in Heusden, niet beter in Arnhem, 13) was vaak zeer weinig welluidend en de woordkeuze in de strijdschriften tegen deze niet zachtsprekende reformatorische geesten scheen wel geleerd van de marktboeven, die maakten dat het volk te hoop liep", om zoowel De Cock te Groningen, als Schotsman te voren te Leiden onder den voet te loopen! De Heere weet waar wij wonen. Hij kent zijn tijd. Hij geeft zijn knechten ter rechter tijd wat zij behoeven. Roept Hij een man tot het werk der reformatie, dan ook het geschikte karakter daartoe, de gaven en al de hulp daartoe noodig, ook in de hulpe tegenover hem". De Cock heeft in zijne vrouw, die hem zoolang heeft overleefd, de hem passende vrouw gehad. Zij heeft naar den Heere gevraagd van de jongemeisjesjaren af; het eenvoudig onderwijs van den catechiseermeester ontvangen heeft vrucht gedragen; de prediking van haar man, die haar eerst niet ten volle gaf wat zij behoefde, heeft haar van hem niet ver- vreemd; de gemeentenaren van Eppenhuizen en Noordlaren hebben haar niet verder op den weg kunnen leiden, doch haar ook niet kunnen terug- houden. De vromen in Ulrums gemeente zijn haar niet minder dan haar man ten zegen geweest. In dit alles was de Heere met haar. De verandering in De Cock aangevangen werkte door, deed zijn invloed gevoelen in het gezin als in de gemeente, bond deze twee lief- lijken steeds nauwer sâam, zóó werd zij hem tot een zuster en hij haar tot een broeder; zij stemden saâm in de groote zaak des Heeren op hun schouderen gelegd. Ook in haar stroomde nog van het bloed van het aloude geslacht De Cock, dat zich voor de zaak der Reformatie offers had weten te getroosten. Zij was een gulle huisvrouw; stond niet gauw verlegen. De gloeiend hatende vijand, de schrijver van het infaam pamflet : Ulrum, zooals het is en deszelfs toenemende volksbewegingen in Oct. 1834; te Groningen 1834, noemt haar: ,,een Xantippe, een keukenadjudant, een helleveeg, en een stokebrand van een wijf, zoo als er zelden van hooge scholen der rederijkers, de oorlogschepen voor de mannen, en de visch en groenmarkten voor de vrouwen komen." Zij heeft met haar man ge- deeld in den haat en smaad over haar huis en gezin uitgegoten. En al behoort dit smaadschrift onder die boekjes, waarvan De Cock