282 STEUN GEZOCHT EN GEVONDEN
wendde zich niet tot den bekenden predikant van Wijk, ds Moorrees. Van dezen zal hij zeker hebben hooren spreken; waarom zou hij diens naam niet hebben hooren noemen en wel dien van zijn opvolger te Nijkerk, ds C. C. Callenbach? De Cock hoopt op meerder licht en stelt ongeveer dezelfde vragen aan den jongen dienaar van de zeer kleine gecombineerde gemeenten van Doeveren en Genderen als hij in de maand Mei van het- zelfde jaar had gedaan aan den wijdvermaarden man van het Adres.
Hoewel de liefhebbers der kerkgeschiedenis er prijs op zouden stellen dezen brief in origineel of in copie te kunnen lezen, zoo vermoeden wij dat hij verloren zal zijn geraakt; of bestaat er soms nog een kleine kans dat hij ergens schuilt in Amerika onder de papieren van nakomelingen van Scholte ?
Hoe dit zij, wij weten toch wel waarover het in dezen brief ging en wel uit het uitvoerig antwoord daarop gegeven door Scholte. Dit antwoord is rijk aan inhoud. We willen het lezen ook in het licht van een brief van een eenvoudig soldaat, gelegerd in Waalwijk. ?) De brief van Scholte opent een correspondentie tusschen de beide mannen die een vriendschap sloten, welke zij zelf vergeleken bij die van de wapenbroeders David en Jonathan. Wel kwam er later verwijdering, die zal moeten worden bezien in het licht van wat brieven, acten en vlugschriften daarvan in over- vloedige mate bieden als stof voor de geschiedbeschrijving; doch dèze eerste brief is van bizondere beteekenis. Hoe zal de inhoud De Cock en de zijnen hebben verblijd en gesterkt! Ze zullen niet terug komen op hun besluit reeds genomen inzake het doopen! Dit schrijven zal hun ook licht geven in de gezangenkwestie en mede hebben bijgedragen tot het besluit geen gezangen meer te laten zingen in de samenkomst der gemeente. Scholte’s oordeel over mannen als Moorrees en Molenaar is kras, laat aan duidelijkheid niets te wenschen over en is wel naar de wijze van zien van een De Cock. Metterdaad zal aan De Cock blijken dat hij nog geen ander onder de predikanten heeft aangetroffen met wien er zoo groote samenstemming was in de zaak die hem zoozeer ter harte ging. °%)
Aangezien wel heel de brief, ook juist dàt gedeelte hetwelk prof. Helenius de Cock minder belangrijk achtte voor de door hem gegeven levensbeschrijving van zijn vader, van bizonder belang is voor de kennis van den Jonathan in den strijd voor de reformatie der vaderlandsche kerk, dient hij hier te worden opgenomen.
Doveren 6 December 1833. Hooggeachte Medebroeder in Christus onzen eeuwigen Koning !
In het laatst van de verlopenene 4) week ontving ik van de boekverkoper uit Amsterdam 2 door u uitgegeven werkjes; de besluiten van de Synode,