STEUN GEZOCHT EN GEVONDEN 283 en het boekje tegen Brouwer en Reddingius; en bij het inzien van dezelve vatte ik dadelijk het voornemen op om u te schrijven; ik had dit mis- schien wel vroeger gedaan, daar uw naam mij bekend was, doch de ondervinding heeft mij helaas geleerd, dat men in onze dagen niet geheel kan vertrouwen op hen van wien het gerucht uitgaat dat zij rechtzinnig prediken, vooral ten opzichte van het uit- en inwendig bestuur der Kerk, hetwelk in mijn oog in het naauwste verband staat met de prediking der waarheid, indien wij acht geven op het Woord en op de belijdenis onzer Kerk. Ds Molenaar is hiervan een bewijs: de hartelijke brief welke ik in het begin dezer week ontving bevestigde mij in het gevoelen het- geen ik uit uwe Schriften van u heb opgevat, en daarom aarsel ik niet om u zoo spoedig mij mogelijk is te schrijven: in de eerste plaats zeg ik u hartelijk broederlijk dank voor de uitgave en toezending uwer boekjes en voor het in mij gestelde vertrouwen in uwen brief uitgedrukt; hadden vele omstandigheden mij niet verhinderd dan had ik dadelijk iets tegen de beide door u bestreden bedriegers opgesteld; en over het uit- geven van de 5 artikelen tegen de remonstranten had ik reeds in het vorige jaar met Ds Slothouwber gesproken; uoch die was tot hier toe agterlijk gebleven; ik was bij de ontvangst der boekjes in eene zeer treurige gemoedsgestalte met de verbrekinge van Neerlansch Sion bij het lezen va de go elooze openbare lastering va de grondwaarheden des geloofs in de Godgeleerde bijdragen 7e druk le Stuk; uwe boekjes waren balsem in de wond en waren wederom in Gods hand een middel dat ik het oog des geloofs mogt slaan op den eeuwigen en almachtigen Koning der Kerk, die zijn arm en ellendig volk niet te vergeefs tot Hem zal doen roepen en zuchten, ik preekte Zondags met vernieuwde moed en ik heb den Heere openlijk in de gemeente voor dat vernieuwde bewijs zijner onwankelbare getrouwheid gedankt. Ook het door u uitgegeven en mij toegezonden Kort begrip voldeed mij bijzonder. Ik ben ook van gevoelen dat wij de andere boekjes ook de beste zeer goed kunnen missen, en hoewel men in mijne gemeente zeer aan Hellenbroek gehecht was heb ik echter van den beginne af aan dadelijk het Kort begrip ge- bruikt voor de catechisatien, en ik bevond mij er goed bij; ik heb de catechisanten met het door u uitgegevene bekend gemaakt en zal het in het vervolg gebruiken. Het versje waarvan gij eenige completten op het titelblad geplaatst heb, is oorspronkelijk niet van mij, maar van een armen man in de hei van Noord Braband, ik heb het alleen wat beschaafd; gij kunt het gerust laten drukken want hier is daartoe geene gelegenheid: De gezangen heb ik afgeschaft; en gedurig vooral in de catechismuspredikatien, heb ik de gewoonte om derzelve leugens in tegenstrijdigheid met de waarheid aantetoonen; de aanleiding tot de geheele afschaffing is deze; in het begin liet ik nu en dan een vers zingen uit de enkele die niet met de waarheid strijden; nu werd ik echter op aanhitsing van een uitwendig rechtzinnig predikant uit de ring, door de Secretaris van het Classicaal eerst per briefje en daarna mondeling er over aangesproken, welke mij
Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/333
Deze pagina is niet proefgelezen