AANTEEKENINGEN HOOFDSTUK XIII. ¹) Men bedenke wel, dat wat De Zeeuw J.G.zn geeft in zijn Als ik zal vreezen, een verhaal is, wat op historische gegevens gegrond is, doch geen geschiedenis geeft. Zijn verhaal is novelle, dat is: kleine historie verdichting, een kleine roman waarvan de stof aan de historie is ontleend. 2) In den loop van de geschiedenis der menschheid heeft zij vaak veel te lijden gehad van den moedwil en ruwheid van het krijgsvolk. Reeds Johannes de Dooper zeide tot de krijgslieden, die tot hem kwamen en vroegen: en wij, wat zullen wij doen: ,,doet niemand overlast, en ontvreemdt niemand het zijne met bedrog en laat u vergenoegen met uwe bezoldigingen". Vooral hun die God vreezen is veel overlast gedaan. Ook de Afgescheidenen hebben in de eerste jaren veel moeten dulden en verdragen van de soldaten op hen afgestuurd en bij hen ingekwartierd. Doch wij weten ook te ver- tellen van bizonder gunstige uitzonderingen op dezen regel. Buitendien het komen van krijgslieden tot den prediker aan den Jordaan zegt reeds dat ook onder soldaten mannen zijn die zich bekommeren om hun heil. Van anderen wordt nadrukkelijk gezegd dat zij God vreesden. Cornelius riep van degenen die zijn lijfwacht vormden een godzalig krijgsknecht om hem mede naar Joppe te zenden. Naar de overlevering zou een van de broeders van Claudius Civilis, den Batavier met de ontwikkeling van een Romein, Christen zijn geweest en zou mede door romeinsche soldaten in deze landen het christendom zijn geplant. Niet alle de soldaten, gebruikt in de dagen van '34 en daarna waren kwelgeesten als de officier te Ulrum ingekwartierd met zijn soldaten. In het leger van Koning Willem I dienden mannen die God vreesden; eenvoudige soldaten vol liefde tot het vaderland en het vorstenhuis, een liefde wortelende in de vreeze des Heeren. Een merkwaardige brief kwam onder mijn oogen. Zijn inhoud is bizonder ken- schetsend. De eenvoudige schutter, die hem schreef aan een vriend, heeft niet kunnen vermoeden, dat over juist honderd jaar zijn brief zou worden gecopieerd om een plaats te krijgen in een boek waarin de loffelijkheden des Heeren zouden worden verteld, en Zijne sterkheid, en Zijne wonderen, die Hij gedaan heeft mede door mannen Gods, in zijn brief genoemd en in dorpen werwaarts de soldaat zich des Zondags met kameraden begaf en dat te voet van verren afstand om te hooren de zuivere prediking van hen, die eenen naam hadden onder de vromen. Dezen brief acht ik dáárom van zooveel belang, wijl ongewild daarin aan ons een bladzijde wordt gegeven uit de geschiedenis van het godsdienstig leven geleefd in ons vaderland door de eenvoudigen in den lande. De inhoud geeft een zuiver beeld van het denken en spreken der geloovigen uit de dagen der Scheiding. Tientallen en nog eens tientallen van brieven uit de eerste helft van de negentiende eeuw uit de eerste Afgescheidene gemeenten heb ik gelezen en zij verschillen niet wat het ge- bruiken der tale Kanaäns betreft van dezen, geschreven door een jongen schutter ingedeeld bij de vierde compagnie, het eerste bataillon, gelegerd te Waalwijk in het voorjaar van 1832.
Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/343
Deze pagina is niet proefgelezen