AANTEEKENINGEN HOOFDSTUK XIII Heere vreezen. Hiermede wil ik eindigen. Van den toestand van onzen vader ziet het er nog niet gunstig uit. Alle middelen en pogingen blijven tot hiertoe ongezegend. Wat de Heere met ons voorheeft is voor ons nog verborgen. Mogen wij maar volgen als gewillige onderdanen 't zij gebaande of ongebaande wegen. Waar de Heere ons toeroept dat is gemakkelijk, zoo de Heere ons daartoe bekwaam maakt en zoo de Heere maar mee op mag trekken. Wie zou dan tegen ons zijn! Mijn vriend, ik moet u ook doen weten dat ik mijn oudste zuster verleden jaar door den dood verloren hebbe. Zij was twintig jaar oud en zeer goed voor haar brood. Dat heeft mij wel veel tranen gekost. Ik moet eindigen. Ik beveel mij verders in u aandenken bij den troon. Zijt hartelijk allen van mij gegroet, tot alle andere vrienden en vriendinnen in den Heere, van hem die zich met alle achting noemt, uw vriend, J Visser, schutter bij de vierde compagnie, 1ste bataillon. Ik verwacht van Berend ook eens met deze gelegenheid een brief hoe het nog met u allen gesteld is. 295 Deze brief is in het bezit van den bekenden emeritus predikant ds Jan Visser, thans wonende te Zeist. Hoe merkwaardig: de tweede predikant van de gereformeerde kerk van Sprang, is genoemde ds Jan Visser geweest, zoon van den briefschrijver, die later de Christelijke Afgescheiden Gereformeerde kerk van Hattem heeft gediend als ouderling. Ds Jan Visser diende Sprang van 16 Dec. 1900-30 Sept. 1906. 3) Men vergelijke nevens het vele over Scholte geschreven vooral wat te vinden is in dr Van Lonkhuizen's dissertatie, en het uitnemend artikel van dr Henry Beets, H. P. Scholte's leven en streven in Noord-Amerika, Nederlandsch archief voor kerk- geschiedenis enz. 1930 blz. 260 v.v. 4) De brief is letterlijk naar het origineel afgedrukt. 5) De Zwijndrechtsche Nieuwlichters. Zie ook: Aanteekening 24 bij Hoofdstuk VI (pag. 129). 6) Het slot van dezen brief is in het archief De Cock niet meer aanwezig.
Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/347
Deze pagina is niet proefgelezen