PROTEST TEGEN HET VONNIS VAN DE CLASSIS MIDDELSTUM 319
niet bemoeid, dan om den zegen voor Koning, land en volk af te smeeken.”
Ik vermoed dat hem was ter oore gekomen, of ’t is ook mogelijk dat hij voorzag, dat zijn vijanden het wel dienstig konden achten het ver- moeden te wekken, dat met de beweging in de kerk gepaard ging een zich vijandig roeren tegen den burgerstaat. In ieder geval staat vast dat zijn kerkelijke tegenstanders daarop geniepig zinspeelden; men denke maar aan Laurmans insinuaties, Du Cloux’ zinspeling, later Van Appeltere’s pleitrede.
De Cock betoogt verder, dat niet hij de schuld draagt van zoo groot eene scheuring en verwijdering der gemoederen; wijl hij den waarachtigen dienst van God handhaaft; veeleer dragen het liberalisme en de neologie daarvan de schuld. Wil men nu hem verdrukken, dan moet men opnieuw den gruwelijksten conscientiedwang invoeren, maar dan brengt men ellende over zich en over land en volk. Zoo verzocht hij dringend zijne suspensie op te heffen tot heil der gemeente en tot troost der geloovigen, totdat hij zich op eene wettige wijze, voor eene onbevooroordeelde vergadering zal hebben verantwoord en hem op grond van Gods Woord zijn vergrijp zal zijn aangewezen. %)
Het is opmerkelijk hoe slecht kerkeraden en predikanten op de hoogte schenen te zijn van het kerkrecht gelijk dit gold naar het synodaal reglement.
Ook De Cock blijkt daarvan tot nog toe niet veel te hebben geweten. Hij toch zocht bij alle „overigheden’’ en besturen zijn recht. Had hij bij zijn schorsing reeds geweten dat zijn vonnis in strijd was met het vigeerend kerkrecht, hij zou niet hebben nagelaten het classikaal en provinciaal bestuur daarop te wijzen en vernietiging van de uitspraak op grond daarvan hebben geëischt. Nu wijst hij meer op de formeele zijde van het schorsings- besluit, en acht den voornaamsten grond waarop dat is genomen in strijd met de vrijheid van drukpers, afgekondigd in de Grondwet. Het is dan ook niet onlogisch dat de kerkeraad zich nog op dien zelfden drie en twintigsten December wendt tot Zijne Excellentie den heer Gouverneur, en de hoogedele heeren Staten van de provincie Groningen met den aanhef: „Bij de aanranding van de Hoogste en heiligste regten van den mensch, de vrijheid van godsdienst en vrijheid des gewetens, bij de overtreding van de grondwet die vrijheid van drukpers waarborgt enz. zich te wenden tot u hoogedelen”’ Hij verzekert heel goed te weten in kerkelijke zaken zijn recht te moeten zoeken bij de kerk, hij heeft dat dan ook gedaan, doch hij vreest kwalijk hulp bij het provinciaal bestuur te zullen vinden, gedachtig aan de ervaring opgedaan bij den secretaris van genoemd bestuur, toen hij dien inlichtingen had gevraagd inzake een rondschrijven met betrekking tot ds Duin, welke hem botweg werden geweigerd. Aan-