Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/379

Deze pagina is niet proefgelezen

ZEVENTIENDE HOOFDSTUK

ONDERSCHEIDEN OORDEEL OVER DE COCK’S OPTREDEN.

R S. SYBENGA is van meening dat de vijandschap die De Cock ontmoette eenig verband houdt met de wijze waarop De Cock zijn veranderde gedachten openbaarde. Hij sprak die nu reeds twee

jaar uit in zijn prediking voor een steeds toenemend gehoor, dat toe- vloeide van heinde en ver, in een overvolle kerk; hij sprak zijn overtuiging uit in gedachtenwisseling met ambtgenooten in ringvergaderingen en in de samenkomsten der classis, niet minder klaar in geschriften. Sybenga zegt dan: „Niet altijd paarde hij daarbij het suaviter in modo aan het fortiter in re. De hartstochtelijkheid en heftigheid zijner taal “wekten instemming en vijandschap op, inzonderheid bij andere, niet-rechtzinnige predikanten en bij leden van Hervormde kerkbesturen.”

„Niet zonder grond,” zoo gaat hij voorzichtig voort, „is het vermoeden uitgesproken dat die vijandschap van invloed is geweest op den loop der tegen hem gevoerde kerkelijke processen.” *)

Ja, de wijze van optreden van De Cock moge invloed hebben gehad, maar dan slechts deze, dat zij aanblies het vuur van haat tegen de leer die hij beleed, lief had en welker handhaving hij eischte als trouw aan eed en belofte.

Echter, hier reeds wil ik den jongen ds Anthonie Brummelkamp en even- eens George Frans Gezelle Meerburg noemen; zij waren mannen van een ander karakter dan De Cock bezat, doch ook zij hadden lief de gerefor- meerde waarheid en hadden liever gemeenschap met de verdrukten dan met de verdrukkers. Toch ontmoetten deze jonge mannen eenzelfde en zoo mogelijk nog vinniger vijandschap bij de hervormde kerkbesturen, hoogere en lagere ; deze vijandschap werd niet opgewekt door hartstocht en heftigheid van de zijde van de vervolgden! Kan het ook zijn geweest dat die werd wakker geroepen door de vriendelijkheid en zachtheid, eigen aan deze Johannesfiguren onder de vaderen der Scheiding? Eenerlei vijandschap