Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/39

Deze pagina is proefgelezen
 


 

AANTEEKENINGEN HOOFDSTUK I.

1) In een schrijven d.d. 8 April 1933 deelde R. Datema van Sauwerd mij mede, „dat De Cock meermalen geweest is bij degenen die aldaar zelfstandig zijn opgetreden als „waarheidsvrienden” en kinderen van hen heeft gedoopt.” In 1842 werd een tante van den berichtgever door De Cock gedoopt, in ’43 eene andere door ds T. F. de Haan, zij leefde nog toen wethouder Datema mij schreef.
2) Ik geef slechts één voorbeeld: Operum Johannis Coccei, tom. sext.; aan het einde van dit deel zijn afgedrukt 242 brieven of uittreksels van brieven.
3) In het Tijdschrift voor Gereformeerde Theologie, 5de, 6de en 7de jaargang, publiceerde prof. M. Noordtzij: Brieven en stukken uit het archief Hendrik de Cock (1827—1842).
4) Men raadplege slechts de met zooveel kennis van zaken verzorgde Jaarverslagen van de stichting „Rèveil-Archief” te Amsterdam. Ook voor de geschiedenis der Afscheiding is deze stichting van het hoogste belang. Wie zou niet naar de brieven van De Cock aan mr D. Graaf van Hogendorp zoeken in het archief Van Hogendorp, berustende bij F. Graaf van Hogendorp, Huize Beukenhorst, Rijsenburg-Driebergen? In de verzameling Koenen berust een vrij groot aantal brieven van Scholte. Een copie-boek van een eenvoudigen Zeeuwschen bakker bevat brieven van Buddingh, door mij gecopieerd. Van dezen zelfden Buddingh zijn nog brieven bij een naamgenoot, den heer Huibert Buddingh, thans woonachtig te Lausanne.
5) Gecopieerde brieven, beginnende in den Jaare 1841. Merkwaardig genoeg is de eerste brief een copie van een schrijven van ds S. van Velzen aan den aanlegger van dit boek ds H. J. Wind te Leens. Het zal aan sommigen wel bekend wezen dat èn Kohlbrügge, èn Van Velzen hebben gezorgd dat de correspondentie die onder hen berustte is verbrand geworden. Prof. dr J. H. F. Kohlbrügge schreef mij d.d. 8/3 ’33, dat „zijn grootvader voor zijn sterven zijn geheele correspondentie liet vernietigen. Wat bewaard is gebleven ontsnapte door een toeval of omdat het in bewaring van andere personen was aan den vuurdood.” Ditzelfde geldt bijna letterlijk van de correspondentie van Van Velzen. Hij droeg aan de zijnen op zijn keurig geordende correspondentie na zijn dood te vernietigen. Diens zoon Simon van Velzen kon daartoe moeilijk komen. Zij bleef bewaard tijdens zijn leven. Gedurende de synode van den Haag, 1914, logeerde ik bij diens weduwe. Hoe ging het mij aan ’t hart dat juist in dien tijd, mevr. de wed. S. van Velzen—Vrijland met haar schoonzuster mevr. de wed. Noppen—Van Velzen, besloten om den uitersten wil van wijlen hun vader uit te voeren en diens kostbare verzameling brieven vernietigden. Zij meenden niet anders te mogen handelen. De brieven van prof. Van Velzen, die nog bestaan zijn op hooge waarde te stellen; zij zijn met zulk een duidelijke en mooie hand geschreven!
6) Prof. Brouwer in zijn Tabellen.
Hoe slecht blijkt ook de bekwame kerkhistoricus dr F. S. Knipscheer uit Zaltbommel op de hoogte te zijn.