Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/40

Deze pagina is proefgelezen
24
AANTEEKENINGEN HOOFDSTUK I


Ruimschoots zal ik gelegenheid hebben te wijzen op het met zoo groote partijdigheid geschreven Handboek van prof. dr J. Reitsma.
7) Hierbij komen vooral in aanmerking het archief van de classis Middelstum en van den ring Leens, met dat van het provinciaal kerkbestuur te Groningen. Daarnevens dat van de classis Dokkum; van de classis Harderwijk en van ’t prov. kerkbestuur van Arnhem (alwaar de oogst schraal is); dat van de classis Heusden en van ’t provinciaal kerkbestuur van Noordbrabant, en ten slotte dat van Middelburg. In ’t algemeen genomen van die kerken, classes en provinciale kerkbesturen, waaronder ressorteerden de kerken welker predikanten werden geschorst, ontzet of ook zelf demissioneerden. Daarnevens zoeke men ook nog naar stof in de archieven der kerken tegen den predikant of kerkeraad waarvan werd gehandeld in verband met het laten optreden van daartoe onbevoegd geoordeelde personen, als bijv. te Rheden, de standplaats van ds W. Laatsman.
8) Ik denk hier, om slechts één voorbeeld te noemen aan den persoon van K. W. Brandt te Sauwerd, tegen wien werd geprocedeerd nog voor men tegen De Cock optrad. Hij ging echter niet met de Scheiding mede, hoezeer ook met De Cock bevriend, die hem in zijne geschriften met name noemt.
9) O.a. voor de volgende rechtbanken hebben Afgescheidenen terecht gestaan: voor die van Appingedam, Groningen, Winschoten, Heerenveen, Leeuwarden, Sneek, Assen, Zwolle, Arnhem, Tiel, Utrecht, Amsterdam, Haarlem, ’s Gravenhage, Gorcum, ’s Hertogenbosch, Goes en Middelburg.
10) De Afscheiding en het Algemeen Reglement voor het Bestuur der Nederlandsche Hervormde Kerk van 1816, Kerkhistorische en Staatsrechterlijke studie van mr S. Sybenga, in 1932 uitgegeven door erven B. van der Kamp te Groningen, bl. 6.
11) Mr Sybenga a. w. bl. 4.
Allerbelangrijkst materiaal levert tot staving van het hier beweerde dr J. C. van der Does in zijn: De Afscheiding in haar wording en beginperiode, Naamlooze Vennootschap W. D. Meinema, Delft: Van vervolging, 1 bl. 242 v.v. Zeer bezwarend is vooral voor den toenmaligen „Minister van Justitie van Maanen, de vroegere revolutionair” wat Van der Does mededeelt uit de geheime papieren van den minister, aanwezig op het Rijksarchief te ’s Gravenhage. Wat geven deze geheime papieren een goeden kijk op dezen minister, die bij de „Schuldvraag” inzake de vervolging, zwaar schuldig zal worden bevonden, daar hij zich niet ontzag gebruik te maken van geheime spionnen, welker namen mogen worden geplaatst, naast die van de meest beruchte speurhonden der Inquisitie!
Onder de belangrijke archieven van burgerlijke gemeenten des lands tel ik in de eerste plaats die van Apeldoorn, verder dat van de Burgemeester Boeken van Heerde. Doch waarom zouden die van een niet te noemen aantal gemeenten, waarin het tot Afscheiding kwam, niet even belangrijk zijn? Deze archieven noem ik slechts opdat men bij inzage daarvan kome tot de conclusie, dat die van tientallen van stedelijke en plattelandsgemeenten minstens even rijk kunnen zijn. Weinigen daarvan werden tot nu toe geraadpleegd.
12) De Synode van 1843. Vgl. Wagenaars Het Reveil en de Afscheiding, bl. 237. In de noot schrijft hij: „De heer v(an) V(elzen) maakte qua Scriba dezer Synode uitvoerige aanteekeningen. Hij beweert dat ze zijn particulier eigendom zijn. Ik heb geen verlof tot lezing kunnen krijgen.” Vooral leze men met het oog op deze Synode: De crisis der jeugd, door dr H. Bouwmen, J. H. Kok, 1914, Kampen, bl. 5.
13) Ouderling G. van Wijgerden te Zuilichem.
14) Dr Bouwman, a.w. bl. 5.
15) Zoo graaf Dirk van Hogendorp in een brief aan De Cock, d.d. 11 April ’33.