348 AANTEEKENINGEN HOOFDSTUK XVII
Wie was bijvoorbeeld deze Borneman? Nicolaas Borneman werd in 1795 geboren te Bolsward, als zoon van Bernardus Borneman, later med. doct. te Rotterdam. Van Duitschen oorsprong had zijn overgrootmoeder de plaats van hofdame bekleed aan het hof van een der Noord-Duitsche vorsten. Het wapen dat de familie voerde en zulks nog doet, bestaat uit het wapenschild met een helm, waaruit een fontein overvloedig het water opspuit. Het schild zelf heeft twee velden: een gouden en een groen gekleurd, gescheiden door een naar de beide zijden schuins afloopende balk, waardoor ’t schild verdeeld wordt, in zijn twee velden. Op het gouden veld prijkt een zwart gekleurde mannenkop, op ’t groene veld springt de fontein (borne-man).
Was deze Nicolaas Borneman dan misschien een mislukte docterszoon ? Integendeel ! Maar hij was dan toch wel nauwbetrokken met dat laagste gemeen, van welke De Groot dan eerst de verwers noemt; immers Wumkes deelt in zijn If Fryske Réveil mee, dat „ien fan de greate foarsetter fen de ôfskieding N. Borneman wier dy tin lak- en vervewinkel op it Lytssân hie.” Zeker, doch men reize eens naar Sneek en leze op een der hooge fabrieksschoorsteenen den naam Borneman en Houwink en wete dat de grondlegger van dit bedrijf deze Nicolaas Borneman was, vernisstoker, lakfabrikant. Doch ook dìt zegt misschien nog niet genoeg voor degenen die zoo gaarne ook nù nog willen doen voorkomen, alsof die Afgescheidenen dan toch maar een guur volkje waren. Nicolaas Borneman was een man van ontwikkeling, een man van veel kennis en van veel kunnen. Zijn boekjes in de jaren ’33, ’34 en ’35 ver- schenen kunnen dit bewijzen. Hij behoorde tot den stand der negotie, waarvan zoovele leden in de geschiedenis der kerk zulke groote diensten hebben bewezen aan de religie.
Deze Sneeker moge niet geacht worden te reiken tot de hoogte van de drie Amsterdamsche kooplieden-geslachten, De Clercqs, Gregory Piersons en Westen- dorps, toch verdient hij een weinig nader te worden gekend. Nicolaas Borneman was geen dweper, was een koopman die met zijn beide voeten op den bodem van het werkelijke praktische leven stond en niet greep naar de sterren, doch zijn beide handen uit den mouw stak en werkte voor zijn bedrijf. Hij beoefende allerlei kunst; hij was een echt mensch en het echt-menschelijke had de liefde van zijn hart, het denken van zijn hoofd, de vaardigheid van zijn hand.
Bovenal was hij een man die den Heere vreesde, Christus’ kerk liefhad en vaderland en vorst beminde. Ook was hij een huisvader. Uit zijn eerste huwelijk met eene uit- nemende vrouw, stammende uit de familie Schotanus van Woudsend, alwaar zij ook begraven werd, had hij drie zoons en eene dochter. De beide kinderen uit een tweede huwelijk zijn gestorven. Borneman was een bijzonder bekwaam vakman, zoowel als een berekend koopman. Van zijn hand is nog in het bezit van een kleinzoon, Geert Borneman, te Apeldoorn, een recepten-boek tot bereiding van de lakken, vernissen en wat al verder door hem werd gefabriceerd en op de markt gebracht. Met de hem eigen duidelijke hand staat op ’t titelblad geschreven: Voorschriften van onderscheiden beproefde onderwerpen door N. BORNEMAN. Onmiddellijk moet hij zijn dichtader laten vloeien ook als hij in deze dingen van zijn beroep bezig is, niet minder dan wanneer de aangelegenheden van kerk en staat hem bezig houden.
Zoo schreef hij dan in zijn „receptenboek”:
De konst is lang de tijd is kort,
Door moeite wat Verkregen wordt.