Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/414

Deze pagina is niet proefgelezen

354 DE COCK ACTIEF, HOEWEL GESCHORST

volk hetwelk in hun tijdelijk en eeuwig heil belangstelt, door J. B. THEMMEN, van Wierum. Later zal hij nog voorredenen schrijven voor de : Bekeerings- geschiedenis en verdere leiding Gods, van P. K. SLurr, daglooner te Ulrum. Boekjes in den trant van een boekje dat meer dan negen drukken beleefde: De weg, welke God gehouden heeft met Christina van den Brink, geboren te Vaassen 1747 en overleden te Apeldoorn 1817. Een lectuur zeer geliefd in die dagen en die zeer zeker velen tot zegen zal hebben gestrekt. Een soort opwekkingslitteratuur. Elk ding heeft zijn bestemden tijd. Deze soort van geschriftjes hebben ook hun tijd gehad en dat in den dubbelen zin van deze woorden. Hoe nu ook over de waarde van zulke geschriftjes worde geoordeeld, ze mogen niet ingedeeld worden bij de blauwboekjes, want het lijkt ons haast belachelijk dat bijv. een man als Mugge aan het einde van zijn boekje laat drukken: „Ik erken geene exemplaren voor de mijne, dan die eigenhandig door mij onderteekend zijn” En als J. S. Faber te Blessum zijn Opmerkelijk gezicht van eenen Herders-vorst, bij het aanvallen van twee wolven in schapenvacht vermomd, zinnebeeldig voorstelt, voor eigen rekening uitgeeft, dan laat hij met vette letter tegenover den titel drukken: „geene exemplaren worden voor echt erkend, dan aldus eigenhandig te zijn geteekend”. Ons lijkt dat groot- doenerij of eene ietwat stumperachtige navolging van wat De Cock ge- woon was te doen bij alle de geschriften van zijn hand in de eerste jaren der beweging die leidde tot afzetting. Reeds bij de uitgave van de Besluiten van de nationale Dordsche synode teekende hij de exemplaren eigenhandig. Zijn Verdediging tegen de aanvallen op de ware gerefor- meerde kerk en mij gedaan, door onderscheidene dwaalleeraren der pro- vincie teekende hij in afwijking van de onderteekening van zijn andere geschriften met de letters S.S.B., n. H. de Cock, (waarschijnlijk beteekent dit: subscribo nomine H. de Cock; ik keur het goed met mijn naam H. de Cock).

Zoo droegen dan alle zijn werkjes en geschriften duidelijk den naam van den schrijver aan het voorhoofd en, opdat men wèl verzekerd zoude kunnen zijn, dat wat zijn naam droeg, ook wezenlijk door hem was ge- schreven, getroostte hij zich de moeite, bij zijn zoozeer bezet leven, ook alle deze exemplaren nog eigenhandig te teekenen.

Wat moet hem hebben bewogen zoo veel moeite zich te getroosten ? Een zinsnede uit den brief van Van Hogendorp, vreemd genoeg een jaar te laat door den schrijver zelf gedateerd — aan het hoofd van dezen brief heeft de graaf met eigen hand gedateerd: ’s Gravenhage 11 April 1833, terwijl men toen schreef 1834 — werpt een eigenaardig licht op de praktijken die, naar deze edelman mogelijk acht, in den strijd tegen de gereformeerde waarheid konden worden geoefend. Tegen het einde van den brief lezen we: „Veel heb ik voor mijzelven te doen met de Gedachten