358 HET VONNIS VERZWAARD noch zijn kerkeraad berustten lijdelijk in het schorsingsbesluit der classis.
Onmiddellijk na den droeven Zondag, volgende op zijn schorsing, begon hij namens den kerkeraad met het opstellen van het eene protest na het ander, of liever reeds vòòr dien Zondag ving hij daarmede aan. Het onwettig gevelde vonnis sloeg hem niet met matheid en moedeloosheid. Het eerste wat zij poogden was, gezien de feestdagen aanstaande waren, te verhinderen dat de consulent den dienst op den eerstvolgenden Zondag, dien voor Kerstmis ’33, zoude vervullen. Aan den avond van den twintigsten December ’33 werd het „barbaarsche vonnis” van de classis door den bode van het classikaal bestuur afgegeven aan de pastorie. Den volgenden dag reeds werd namens den kerkeraad een protest ingediend bij genoemd bestuur. De Cock geeft daarin den wensch te kennen, alvorens het „bar- baarsche’” vonnis aan te nemen, openlijk gehoord te worden; in allen gevalle dat het eerst door zijne Majesteit den Koning bekrachtigd worde, aangezien deze zijn roeping had geapprobeerd. Hij verzoekt om provi- sioneel althans, „met den dienst te mogen voortgaan, totdat hij nader en openlijk gehoord zal zijn.”
Nog dienzelfden dag wordt beleefd aan den praetor van den ring Leens, ds Warmolts en aan den consulent, Leens’ predikant, ds N. Smith, verzocht „hem met de dienst te laten voortgaan”. Deze stukken werden des Zaterdags nog weggebracht door een broeder, opdat ze tijdig in handen zouden zijn van de betrokken personen. De wegen waren modderig, ja ze stonden onder water, zoo althans schrijft De Cock aan den Koning. Het mocht niet baten. Des Zondags verscheen ds Van der Helm, beveiligd door politie en militaire macht.
De scriba van de classis had aan De Cock den daarop volgenden Woensdag bericht, dat naar zijn inzicht, „het gestreken vonnis op zulk een aanvrage wel niet zal worden ingetrokken, dat hij derhalve in zijn dienst geschorst blijft tot hij zal hebben voldaan aan hetgeen in de uitspraak vermeld is, te weten: schuld te belijden voor genoemd Bestuur, zijn ver- oordeeling en tentoonstelling van de beide bekende predikanten te her- roepen en schriftelijk te verklaren en te beloven, zich aan zulk een ergerlijken handel en wanorde niet verder schuldig te maken.”
De inhoud van het protest ingediend bij het classikaal bestuur geleek niet veel op de verlangde schuldbelijdenis en hield ook geen belofte in zich niet verder schuldig te maken aan hetgeen zijn rechters een ergerlijken handel noemden, doch hìj als een dure plicht zag en als roeping van God hem opgelegd.
Dat de praetor van den ring en de consulent niet konden voldoen aan den wensch van den kerkeraad lag voor de hand. lmmers een vonnis blijft van kracht gedurende den tijd dat geen beslissing is genomen inzake het beroep op de „meerdere” vergadering, die naar reglementaire op- vatting wel degelijk eene hoogere vergadering was. °)