HET VONNIS VERZWAARD 363 de Groninger Courant. „Hij benevens eene grote schare arme en door de wereld veragte en verdrukte geloovigen roepen om des Konings be- scherming en vragen niets dan alleen vrijheid van geweten en regt tegen alle onregtmatige verdrukkers van ’s Heeren Kerk.” „Deze geloovigen,” zoo wordt den Koning verzekerd, „wenschen niets anders als onze ware gereformeerde leer, om alleen God op het hoogste te verheerlijken en het schepsel op het diepste te vernederen.” Deze telkens weerkeerende woorden, als uitdrukking van het vroomheidstype dat den „fijnen” kenmerkte, schijnt ook den berichtgever van Gieseler te hebben getroffen, hij typeert door haar aan te halen daarmede de richting van hen die de bewegingen dier dagen in de Hervormde Kerk hebben wakker geroepen.
De Koning bericht daarop aan De Cock en den kerkeraad, dat hij hen met hunne „klagten heeft verwezen ter zake der bekeuring van ’s lands commiezen aan de Administratie der belastingen, of, des verkiezende aan de gewone regtbanken en ten aanzien van zijn bezwaren over de behan- deling van het Classikaal Bestuur aan de bevoegde kerkelijke vergade- ringen, als bij welke deze bezwaren behooren.”
Zoo handelde dan De Cock in vele opzichten in overeenstemming met wat dr Kohlbrügge hem na vier maanden zal adviseeren in het zoo be- langrijk schrijven, reeds genoemd, gedateerd 3 Mei 1834.
Deze schrijft: „men heeft u geschorst, om u onschadelijk te maken. Een ander lot als mij treft, zal u niet treffen. Met het schrijven van uw boek hebt gij uw plicht gedaan, gelijk ik weet, dat ik dien gedaan heb in de Luthersche kerk: de gevallen zijn dezelfde. Bij het gouvernement kunt gij geen hulp of redres vinden. De daar aangenomene Staatkunde laat zulks niet toe, Ware ik predikant geweest, dat is, hadde ik hand- oplegging ontvangen, gelijk gij, ik ware mijne bediening blijven waarnemen.”
Men herinnere zich, dat De Cock zich streng daarvan heeft ont- houden, hoe sterk men ook, zelfs in den kerkeraad er op aandrong zich niet te onderwerpen. Kohlbrügge zou in dezen een andere gedragslijn zijn gevolgd, naar zijn beweren althans, dan De Cock. Hij vervolgt: „Vervolging en ook dienaangaande berooving van geld en goed heb ik mij mogen getroosten, en ik had ze mij verder laten getroosten, alware geldboete, gevangenisstraf en dergelijke de gevolgen geweest. Uit de eene plaats gejaagd, hadde ik mij naar de andere begeven en daar gepredikt.
Niet geschorst, waart gij Predikant van de gemeente te Ulrum, ge- schorst, zijt gij het van de gemeente te Ulrum, en van alle gemeenten, waar men u hooren wil. Ik zeg niet, dat gij het dàarom ook zoo doen moet, maar ik deed het zoo, indien ik Predikant der Gereformeerde Ge- meente en geschorst ware. Ik liet het steenen gebouw en de houten preêkstoel staan, waar het stond, verzette mij tegen alle geweldadigheid