HET VONNIS VERZWAARD 379
bestuur, korten tijd na zijn uitspraak reeds geopperd en in onzen tijd nog door een rechtsgeleerde herhaald, „wegens principieël onjuiste wijze van berechting.” Daarop heeft het provinciaal bestuur wel wat gevonden. Het overweegt, „dat door den appellant bij eene latere schriftuur onder dagteekening van den Aden Februarij 1834, wel is waar nieuwe bezwaren zijn bijgebragt en wel tegen den vorm der uitspraak waarvan was ge- appelleerd, doch dat daarover door dat bestuur thans niet mag worden geoordeeld, eensdeels omdat bij des appellants eerstgenoemde geschrift van den Isten Januarij 1834 behelzende, en volgens artikel 70 van nage- noemd reglement, hebbende moeten behelzen de redenen van bezwaar, alleen zijn aangevoerd bezwaren tegen de zaak ter principale en alzoo middelen tegen den grond eener uitspraak welker ongeldigheid in den vorm bij het appel niet werd beweerd, en anderdeels omdat de latere schriftuur van den 4den Februarij 1834 is, lang na de termijnen met name ook na de redenen van bezwaar, vastgesteld bij art. 70, 40 en 41 van hetzelve na te noemen reglement en de verlenging dier termijnen conform art. 17 van hetzelfde reglement, en bij dit bestuur niet was ge- roepen veel minder door het zelve toegestaan is,”
Niettegenstaande dit sofisme heeft de geschiedenis ook haar vonnis geveld en geoordeeld, dat de uitspraak van het classikaal bestuur had moeten worden vernietigd wegens principieel onjuiste beslechting. In stede van die vernietiging werd het vonnis naar alle zijde ongemeen verzwaard.
Maar heeft dan deze kerkelijke rechtbank niet gedacht aan de vrijheid van drukpers, waarop De Cock zich telkens weer beroept, gewaarborgd door de Grondwet? Ook daarop heeft het Bestuur zijn antwoord en wil alzoo dit verwijt voorkomen. Het oordeelt, „dat ofschoon de heer De Cock, zooals ieder leeraar en elk burger van den staat, volkomene vrijheid heeft om bij de hier te lande aanwezige vrije drukpers, zoodanige leer of ge- voelens te verdedigen en voor te staan als welke hij voor waarheid ver- meent te houden, het evenwel tevens eene niet minder stellige waarheid is dat die vrijheid hare grenzen heeft en onder anderen niet toelaat, dat men andere personen of de maatschappij beleedige”
Hoe ergerlijk, De Cock schreef juist ter verdediging van de gerefor- meerde waarheid en de gereformeerde belijders die grof waren beleedigd en aangevallen als door wolven. Wie heeft gelezen van een procedure Laurman? Is de orthodoxe Engels tot de orde geroepen toen deze in geschrifte De Cock schold ? Heeft men ooit een onderzoek ingesteld naar de schrijvers van anonieme smaadschriften tegen De Cock, zijne vrouw en zijn volgelingen? Hebben Brouwer, Reddingius, Laurman en de vele schuilvinken en nachtuilen zich binnen de grenzen weten te houden ? Zijn de uitdrukkingen in de geschriften van hen tegen wie De Cock zich