Hoe preekte De Cock? Schreef hij zijn preeken uit of gebruikte hij een schets? Er is in het genoemde archief een schets over den eersten Zondag. Weet men nu stellig op te maken uit het handschrift dat De Cock die schets geschreven heeft, dan kan men eenige gegevens van geen geringe waarde aan dit stukje ontleenen.
Maar daar is nog veel meer! De bron hierdoor aangeboord vloeit sterk, steeds rijkelijker. Daar ligt voor mij een brief geschreven uit Nijkerk op de Veluwe, 8 Mei 1834, geteekend: uw liefh. Vriend en Broeder in ’t geloof C. C. Callenbach; de brief is geadresseerd aan Mejufvrouw de Cock, Huisvrouw van den Weleerw. Zeer Gel. Heer H. de Cock, Geref. Leeraar te Ulrum bij Groningen. Evenwel de eerste drie-en-twintig regels zijn niet geschreven met de hand van Nijkerk’s bekenden predikant Callenbach; ook zijn ze niet onderteekend; toch zonder eenigen twijfel geschreven door De Cock; moge dit al blijken uit den aanhef, het schrift laat daaromtrent evenmin twijfel toe. Bij inzage van den brief zoudt ge zeggen: het opschrift alleen sluit toch reeds allen twijfel uit omtrent den brief: Hartelijk geliefde echtgenoote en kinderen en Gemeente zoo van Ulrum als elders! Ieder die de geschiedenis der Afscheiding navorscht zal blijde zijn van de hand van De Cock dit opschrift te lezen; dat als elders houdt een kostbaar gegeven in voor De Cock’s beschouwing, nog vóór de daad op 14 October van datzelfde jaar, omtrent zijn gemeente en zijn werk voor haar!
Toch moet ik hier nog iets bijvoegen. Uit de gevangenis ontslagen, ging De Cock dra op reis, gemeenten werden gesticht enz. enz.; in haast schreef hij brieven aan zijn vrouw „mejufvrouw de Cock”. Sommigen dier brieven zijn door hemzelf geschreven, maar eenige zijn niet van zijn hand, maar door anderen geschreven; zoo toen hij te Kampen werd opgepakt, des nachts gewekt in zijn cachot en toen om drie uur naar Zwolle getransporteerd om voor den rechter te verschijnen. Anderen schreven dat aan zijne vrouw alsof het door hem geschreven was. Zoo ook uit den Haag: een brief geadresseerd aan zijne vrouw als door hem geschreven, echter niet met zijn hand, maar met die van J. van Golverdinge Sr. Dit kleine trekje uitgewezen door het handschrift zegt, hoe bezet zijn tijd was op deze reize.
Verder zegt mij het handschrift van vele stukken, dat hoewel ze niet uit zijn naam zijn geschreven, De Cock de opsteller en schrijver daarvan is of ook dat hij degene is, die daarin correcties heeft aangebracht. Dit geldt van méér dan een Acte van Afscheiding gezonden aan de betrokken autoriteiten. De werkkracht door hem ontwikkeld tusschen zijn dertiger en veertiger jaren ís meer dan gewoon. Zoo zijn dan ook de krachten van dezen reformator als verteerd. Toen hij zijn werk had verricht en zijn gestel was gesloopt nam de Heere ook dezen kloeken man, door den
Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/45
Deze pagina is proefgelezen
27
HET HANDSCHRIFT NAAR DE CORRESPONDENTIE