388 AANTEEKENINGEN HOOFDSTUK XX
Capadose, Van der Kemp, Van Hogendorp en anderen toch wel wat in verlegenheid waren toen deze hen kwam bezoeken; die boersche, lompe Groninger plattelandsdominee vergezeld van den afgezetten catechiseermeester! aarover zie men het vervolg !
12) Zie Hoofdstuk VII.
3) Ds Bosch deelt mede, a.w. blz. 158 : „In het exemplaar uit de Groninger Universit. Bibliotheek, van Ulrum, zooals het is, en deszelfs toenemende volksbewegingen in October 1834, H. Eekhof Hz. 1834, waarvan ik inzage nam, staat met inktpotlood onder aan het eerste titelblad: „burgem. Wolters ?” De oorspronkelijke bezitter van deze brochure schijnt hiermede den naam van den vermoedelijken opsteller te hebben aangegeven.” Bosch is van oordeel gelet op taal, stijl, zinsbouw enz. dat de schrijver een man moet zijn geweest van „ontwikkeling en klassieke vorming”. Men vergelijke eens wat Scholte schrijft over dit schandschriftje, dat ten opzichte van zijn „persoon voor een groot gedeelte, bijna woordelijk overeenkwam met het te Ulrum tegen mij opgemaakt proces-verbaal’, Officieele stukken, blz. 73.
4) Deze brief is waarschijnlijk geschreven ten antwoord op dien, welke door Le Cock met eenige andere brieven is uitgegeven in zijn Overeenstemming enz. blz. 21, genot. prov. Gelderland, 12 February, geteekend: „Uw Eerw. Heilbiddende en ootmoedige Dienaresse N. N.”
De Cock teekende aan: „Eene Dame uit Gelderland.” Deze aanteekening wijst op eene dame van aanzienlijken huize. Vast staat dat De Cock geantwoord heeft op dit schrijven van „Eene Dame van aanzienlijken huize”. Het zal het antwoord zijn geweest op den brief aan zuster Verschuur, Van Lonkhuyzen a.w. Bijlage B blz. 12.
5) Schröter heeft Kohlbrügge verdedigd toen deze van alle zijden gesmaad werd in 1833. Toen noemde deze hem: „de hartelijk beminde Schröter.” Doch toen ook Schröter Kohlbrügge vermaande, kwam er een kink in den kabel. Schröter liet hem niet los, doch eindelijk verbrak Kohlbrügge ook dezen vriendschapsband. Van Lonk- huyzen a.w. blz. 220.
1e) Vgl. noot 7.
17) Vgl. Aanteekeningen hoofdstuk XIII, 2.
8) Scholte vergist zich hier; De Cock catechiseerde wel dezulken, doch zij werden niet door hem „aangenomen”’.
ie) Vgl. Korf verslag van het geruchtmakend gedrag des afgezetten predikants H. P. Scholte in de Hervormde Gemeente Doeveren enz. door een vriend der waarheid en des vredes, te Utrecht, bij L. E. Bosch 1836. Een blauwboekje, blz. 10. Daar wordt gesproken van: „De eerste hindernis, welke de heer H. P. Scholte op zijnen weg ontmoette, kwam uit zijne eigene gemeente; het geval was als volgt...” Op deze eerste hindernis slaat wat Scholte in den brief schrijft aan De Cock.
Aan dit blauwboekje was het vorige jaar bij denzelfden uitgever van denzelfden vriend der waarheid en des vredes voorafgegaan een Kort Verslag... waarin het alleen ging over Scholte; in het zooeven genoemde werd daaraan nog toegevoegd een kort bericht van het gedrag en de afzetting van Gezelle Meerburg en J. van Rhee. Tot welke „partij” de schuilvink behoort blijkt uit een noot bij het Afschrift; in deze noot verwijst de schrijver naar : „het gevaarlijke boekje van Baron van Zuylen van Nijevelt, Bazuin enz.”
2%) Vgl. den brief met een korte inleiding van mr De Gaay Fortman, Sfandaard, Maandag 6 Maart '33.
+ * + EEN NACHT IN GRONINGEN.
Nu het Reveil-archief zijn schatten opent, is het mogelijk kennis te nemen van allerhande niet-gepubliceerde stukken, die omtrent het geestesleven der vorige eeuw belangrijke inlichtingen verschaffen.