Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/472

Deze pagina is niet proefgelezen

406 AANTEEKENINGEN HOOFDSTUK XXI


Cls. Janssen, Rzn. Deze familie Janssen is uitgestorven. In het archief De Cock berust zelfs van het dienstmeisje der familie Ridderinkhof een brief, geschreven aan De Cock. Ridderinkhof woonde te Zwolle in het ruime pand Thorbeckegracht, destijds Dijk geheeten, thans gemerkt no. 49. Hij bezat ook een stil maar mooi gelegen „buiten- plaats” te Ankum onder Dalfsen. Waarlijk een stil „hoekje”! Vroeger was deze buitenplaats omringd door grachten en had naar den trant van zulke landgoederen, daar buiten een grooten moestuin. De grachten zijn thans gedeeltelijk gedempt. Nog enkele oude linden flankeeren het tegenwoordige huis naar de zijde van den moestuin. Het oude „Hofwijk” is omgebouwd tot een mooie groote, modern ingerichte boerderij, eigendom van de Zwolsche familie Bartels en thans bewoond door een gewezen inwoner van Kampen, Arend Kasper. Het nieuwe huis dateert van 22 Juni ’56.

3) Dezen H. G. Klijn zullen we later nog ontmoeten. Hij was ouderling afgevaardigde van de provincie Utrecht op de synode te Amsterdam 1836, en diende als ouderling te Utrecht.

  • ) Vgl. Van Lonkhuyzen's a.w. 8 10. Naar Duitschland.

5) Men leze De Clercq over Kohlbrügge, o.a. bij Van Lonkhuyzen, blz. 229 v.v. Treffend is de vergelijking door De Clercq gemaakt tusschen Kohlbrügge en Scholte. Hij zegt van hen: „Aan dezelfde tafel zijn zij gevoed, opgebracht in hetzelfde huis, en hoewel tegenover elkander staande, komt het bij hen toch neer op een zeker pausdom, op eene gelijke veroordeeling van alles, wat het niet precies met hen eens is. Bij Kohlbrügge is het scherper, doordringender, geestelijker. Bij Scholte is het meer beredeneerd. De laatste is geschikt om op de wereld te werken, om te organi- seeren; de eerste om hierin als profeet te staan en nu en dan van zijne hoogte neder te komen en een straal te werpen, waarin altijd waarheid is, doch niet hetgeen hij daarop bouwt.”

©) Zie daarover het tweede deel.

7) Belangrijk is wat Everard Gewin, a.w., mededeelt over de familie Van Zuylen van Nijevelt, o.a. ook van dezen baron C. P. van Zuylen van Nijevelt, blz, 10—17.

8) In 1847 verscheen van zijn hand te ’s Gravenhage bij J. van Golverdinge: Zedige bedenkingen omtrent het vertrek der geloovigen in Nederland naar Noord- Amerika door |. HASSELMAN, opziener der Christelijk Afgescheidene gemeente te Aalst, bij Zaltbommel. Hij is een zeer beslist tegenstander van dat vertrek. Uit dit geschrift moge blijken, hoe lasterlijk de aantijging was tegen de Fijnen dat ze waren als het „stalvee”. Wij daarentegen staan verwonderd over de dege kennis van en de zoo stringente wijze waarop het betoog wordt gevoerd. Legt men hier- nevens het geschriftje van den voor ons zoo beruchten Pape: De landverhuizing. Leerrede over Genesis XI : 8b door C. W. Pape, Ridder der orde van den Neder- landschen Leeuw en Predikant te Heusden, te Heusden, bij A. F. G. de Pinéda 1846, dan is het beroep op de Schrift bij Hasselman beter gefundeerd dan bij den „be- loonden vijand” der Afgescheidenen. In Den Haag heeft men schijnbaar geoordeeld dat hij met leeuwenmoed de „vaderlandsche kerk” heeft verdedigd. Beide boekjes gingen tegen de beweging bepleit door Brummelkamp en Van Raalte in hun: Over Volksverhuizingen enz, Amsterdam, D. H. Fikkert 1846.

9) Men heeft beweerd dat de vrienden in Den Haag wel een beetje in verlegen- heid zaten, wie dien boerschen dominee met zijn niet minder boerschen gezel zou logeeren. Cf. Officieel Jaarboekje, ten dienste der Gereformeerde kerken van 's Gravenhage enz. 19de Jaargang 1926, blz. 147. De familie Nieuwenhuyzen woonde toen in de Raamstraat. 't Zou jammer zijn, ais dr D. H. Th. Vollenhoven’s studie : De Gereformeerde kerk van ’s Gravenhage (1572—1924), verscholen bleef in den 18den en 19den jaargang van genoemd Handboekje.