418 DE GESCHORSTE AFGEZET. IN APPÈL BIJ DE SYNODE kerkbestuur, met diens uitspraak en memories, werden gesteld in handen van een commissie van drieën, met professor J. Clarisse van Leiden tot rapporteur. Een paar dagen na de verzending van het appèl en de memorie ontving De Cock o.a. een hartelijken brief uit Den Haag van den hem zoo dierbaren baron P. J. van Zuylen van Nijevelt; hij hield een uitnoodiging in met zijn vrouw te komen logeeren op De Schaffelaar". Molenaar had pas bij hem gelogeerd, waarop klaarblijkelijk Van Hogendorps mede- deeling doelt: Molenaar is nog niet terug. Van Zuylen's brief blijkt een antwoord te zijn op eenen van De Cock. Ook ,mejufvrouw" De Cock heeft aan den edelen vriend geschreven. Haar brief zal beantwoord worden door de baronesse. In dit schrijven gaat Van Zuylen weer uit van een woord der Schrift, als in den vorigen brief; nu naar aanleiding van het heilsfeit van den Hemelvaartsdag. Het draagt het eigen stempel van de vroomheid van deze hooggeborenen. De baronesse heeft op zich genomen te schrijven, waarom door hen niet eerder is geantwoord op beider vriendelijke brieven. Hij zelf vangt dan aan : De Heer is Vreede, lezen wij Rigteren 6 vs 24; nu die Vreede, die ware Gideon, de Verbreker, Verbrijzelaar, bouwe onze harten maar op tot zijne verheerlijking opdat de altaaren van alle andere goden in ons zullen verbroken weezen. O! Hoe goddelijk is die Vreede! Ja God zelf is de diepe Vreede van een hart, waar in aan het schepsel, en de zelfsliefde niet meer geoffert wordt, en de geest met waarheyd zegd, en als aan reukwerk opstijgen laat dit groote woord: de Heer is God!=! Nu deeze Vreeze verberge en vervulle ons, dan is het alles en overal wel; en in dit ruyme Ellement kunnen wij malkanderen ook afweezende groeten en ontmoeten, als het den Heere aldus behaagt. Ja deeze dier- baare Vreede is eene vrugt uit het Paradijs, dat ons door Christus ver- dienste weederom ontsloten is. Gepreezen zij zijne verwonderlijke liefde, waardoor Hij ons ook kragt en gewilligheyd geeft, om ons over te laaten aan Zijnne behandeling. Want dit is een vaste waarheyd, wanneer deeze Vreede Gods en God des Vreedes op eene weezentlijke, zuyvere en vaste of bestendige wijze ons inneemen zal, dan heeft het vlammig lemmer van het zwaard der Cherubim (Gen. 3 v. 24) ongeloovelijk veel in den mensch te dooden, ja te vernielen, omdat niet dan maar de arme, naakte, en heel vereenvoudigste geest met Christus doorgaan en aan God en deszelfs vreede deel krijgen kan. Maar laat ik ophouden van zo voort te schrijven, laat ik niet vergeeten dat een leek aan een Leeraar schrijft, dat Uwe alles weet en alles beter weet dan ik. Uw brief deed ons bijzonder ziels genoegen, dezelve verkwikte ons. Ik heb tot heden toe nog niets ontvangen wat dat uwe mij zoude toezenden. Zend maar alles aan den Ouden, Boekverkooper te Amsterdam, dan zal ik het wel krijgen. Wij verlangen er na als ook te weeten wat Uwe nu
Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/484
Deze pagina is niet proefgelezen