420 DE GESCHORSTE AFGEZET. IN APPÈL BIJ DE SYNODE uitgesproken over de demarche tegen een eenvoudig ,dorpsondermeester" van de zijde van een theologisch hoogleeraar, tevens ,schoolopziener", is dit van zeer bezwarend karakter geweest. De in een blauwboekje schuil- gaande hoogleeraar werd in een geschriftje door den dorpsonderwijzer, op verzoek van De Cock, openlijk bestreden. De hoogleeraar heeft ge- antwoord op dit geschrijf in geschrifte; dit werd door hem niet geadres- seerd aan den schrijver van het verweerschrift, hoewel diens adres bekend was gemaakt, doch hij richtte het tot diens patroon, meester W. Pietersen van Houwerzijl, voor wien de onderwijzer ,den Post als Schoolonder- wijzer en Voorzanger" waarnam. Dien werd streng gelast hem zonder uitstel dadelijk weg te zenden, ja liever vandaag te laten gaan dan tot morgen hem te houden. Doch welke was dan wel de misdaad van dezen jongen man in het oog van den schoolopziener? Een en andermaal werd dit schriftelijk door den gedupeerde aan dezen gevraagd. De schoolopziener kon geen misdaad vinden. En toch ,wat de gemeente ook verzocht, Sire, wat mijn Meester ook verklaarde, alles was vruchteloos." Kon de school- opziener De Groot in Van der Werp geen ,misdaad" vinden, de hoog- leeraar professor dr Hofstede de Groot vond des te zwaarder schuld in den jongen man die het had durven bestaan den schuilgaanden op te zoeken en in open veld tegen hem het zwaard des Geestes te trekken ter verdediging der gereformeerde leer en ter bestrijding van haar weder- partijders. Immers, na met aandrang gevraagd te hebben aan den school- opziener waarom hij hem uit zijnen Post gedreven" had, schreef de hoogleeraar hem eindelijk: dat hij (de hoogleeraar) zorgen moest dat er geene onzuivere godsdienstgronden in de school onderwezen werden." Zoo kan dan de Koning weten op welke gronden een zijner onderdanen, een der kleine luyden", uit 's Konings dienst was weggejaagd. Toch nam deze hem niet weer in zijn dienst. De hoogleeraar-school- opziener had dit ten kwade gedacht; Van der Werp werd en bleef ont- slagen. Doch de Heere leidde dit ten goede. Om zijn getrouwheid in den dienst van den Heiland, die zeide: Ik ben de waarheid, werd hij ont- slagen en niet weer in des Konings dienst genomen. Zoo bereidde de Heere den weg, om hem straks in zijn dienst te kunnen nemen en deze vervolgde om 's Heeren wil heeft vele jaren èn in het eigen vaderland èn daarna in de Vereenigde Staten gediend den Koning der Kerken. Zoo is De Cock ook in dezen jongen man tot een directen zegen gesteld verre buiten de grenzen van ons vaderland. Op dezen eersteling zijn vele gevolgd, zoodat de zonen, die God gegeven heeft aan dezen vader der Scheiding, in zijn zoo vroeg leeggestelde plaats, den zegen der Reformatie zullen brengen aan Oost-Friesland in een Sundag, aan Amerika in zoo- velen die daarheen gedreven werden, aan Zuid Afrika in een dominee Dirk Postma.
Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/486
Deze pagina is niet proefgelezen