DRIE-EN-TWINTIGSTE HOOFDSTUK BEWEGING IN HET LAND VAN HEUSDEN EN ALTENA RONDOM Ds H. P. SCHOLTE. T VERWIJL een synodale commissie de stukken aan de synode gezonden onderzocht, met uitzondering van de memorie van den kerkeraad, waar- van de synode, naar de meening van prof. H. de Cock, geen notitie heeft genomen", en De Cock werkzaam wachtende was, zorgde de Heere steeds voor verkwikkingen hem bereid door Zijn voorzienig bestel. Hoe goed moet hem gedaan hebben het schrijven van Scholte, van den eersten Juni. De pen van De Cock rustte schier nimmer. Hij onthield zich streng van alle dienstwerk. Dit viel hem zwaar, doch hij had geleerd gehoor- zaam te zijn. In gehoorzamen oefende hij zich streng; gehoorzaam aan den Heere en gehoorzaam aan de besturen, zoolang hij zulk gehoor- zamen zag als gebod des Heeren. Des te meer was hij werkzaam in geschrifte. Vooral aan zulken schreef hij getrouw, die hij had leeren kennen als vrienden en medestanders ter verdediging der waarheid. Ook aan Scholte schreef hij in dezen tijd; dezen tot blijdschap. Het antwoord op De Cock's ,verblijdende letteren" werd vertraagd door wat voor dezen goede tijdingen waren, en wel door het verblijf te Doeveren van onzen broeder Van Velzen beroepen te Drogeham, en de overkomst van ds Van Rhee naar Veen." Scholte schrijft dan verder: ,,met genoegen heb ik Van Velsen bij vernieuwing ontmoet; zijn gedrag tegen een leugen- prediker nog voor zijne beroeping toont ons wat er voor de kerke Gods van hem te wachten is; hij staat krachtig voor de waarheid en de Heere heeft hem daarbij eene vrijmoedigheid geschonken die de vijanden van Koning Jezus wel eens lastig zal zijn; de aanklachte bij het Cl. Bestuur zal wel niet veel te beduiden hebben; men mag een weinig raadplegen, zijn overkomst tot de gemeente zal wel niet verhinderd kunnen worden." Scholte bouwt deze veronderstelling op zijn ervaring inzake het beroep van Van Rhee! Men had van de zijde van het vijandig gezinde classikaal
Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/488
Deze pagina is niet proefgelezen