Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/490

Deze pagina is niet proefgelezen

424 BEWEGING IN HET LAND VAN HEUSDEN EN ALTENA groote regtzinnigheid niets, zoo min als van zijnen tegenstand tegen de kerkelijke verordeningen; maar wel vernamen wij, dat zijn berispelijke en onregtzinnige wandel veel opspraak verwekte, en van alle weldenkenden gelaakt werd. Niet zonder reden voorzagen wij dus nog meerdere onrust en ver- warring in het classikaal ressort van Heusden en verder, toen wij hoorden, dat de heer J. van Rhee, predikant te Bekerke, onder de classis Middel- burg, zich deed kennen als een ijverig voorvechter der Dortsche regt- zinnigheid, en door de bemoeijingen van den heer Scholte te Veen zou beroepen worden. Eer deze plaats nog vacant was, kwam hij te Doeveren, en predikte te Genderen en te Veen, zoodat er de gansche omtrek van gewaagde. Eenigen zeiden: dat is een man! welk een ijver bezielt hem! hoe levendig en onvermoeid; hij zal er nog onder bezwijken, want aan roepen en schreeuwen, aan bewegingen met de armen en springen met het gansche lijf liet het zijn eerw. niet ontbreken, zoodat sommigen zelfs vreesden voor een ongelukkigen val uit de predikstoel. Anderen spraken: de HEER is wel goed, dat hij ons in dit kleine land drie zulke bekeerde regtzinnige predikanten toebeschikt en geene loftuitingen werden gespaard, om het aanstaande driemanschap hemelhoog te verheffen. Het classikaal bestuur van Heusden voorzag uit dit alles zijne beroeping te Veen, en om verdere moeielijkheden voor te komen, verzocht hetzelve aan het classikaal bestuur van Middelburg om den heer Van Rhee, in geval van beroeping, geen attest af te geven, zoo hij door ongehoorzaam- heid aan de kerkelijke verordeningen hierop geene aanspraak had, iets, hetgeen het classikaal bestuur van Middelburg kon beoordeelen. Dit verzoek gaf aanleiding, dat het gedrag van den heer Van Rhee door het laatstgenoemd bestuur nauwkeurig onderzocht werd, waaruit bleek, dat hij noch den Goeden Vrijdag gevierd, noch gebruik gemaakt had van de Evang. gezangen en de vier vragen, maar, volgens zijne uitdrukkelijke verklaring, was dit alleen geschied op verlangen zijner gemeente, en beloofde hij plegtig, zich voortaan nimmer tot ongehoor- zaamheid aan de vigerende kerkeorde te zullen laten overhalen. De heer Van Rhee werd beroepen, en het classikaal bestuur van Heusden stelde de beroeping met deszelfs aanmerking en het rapport van het classikaal bestuur van Middelburg in handen van het ministerie van eeredienst; en niet dan na rijpe overweging en uitdrukkelijke vermaning dat zijn eerw. volgens zijne plegtig afgelegde belofte, zich zou gedragen overeenkomstig zijne verpligting en alle wanorde zorgvuldig zou ver- mijden, wordt zijne beroeping door den Koning geapprobeerd." Scholte schreef in den aangehaalden brief aan De Cock, dat Van Rhee ,,eindelijk" de koninklijke approbatie heeft ontvangen. Hoe weet nu de schuilvink, dat ,,Van Rhee die niet dan na rijpe overweging en uitdruk-