BEWEGING IN HET LAND VAN HEUSDEN EN TENA 427 antwoord: ,,Ouderlingen en Diakenen enz. ontvangen hebbende eene missive enz. heeft 3) de eer het navolgende te berigten: voor eenige weken hebben zij regtstreeks geandwoord op de bij de kerkelijke verordeningen vastgestelde vragen bij de schriftelijke kerkvisitatie aan- gaande de leer, den wandel en ambtsbediening van hunnen herder en leeraar, verder hebben zij niets aan te merken, daar hunne herder en leeraar noch in wandel, noch in ambtsbediening in strijd is met Gods Woord, de eenige en onfeilbare toetssteen van waarheid in leer en wandel." Scholte voorzag wel, dat het classikaal bestuur het hierbij niet zou laten. Hij toch schreef: ,,heeft men nu lust dan zal er wel een regstreeksche aanval volgen en er zullen wel instructiën zijn hoe te handelen, de secretaris van het Cl. Bestuur is 14 dagen in den Haag geweest en de President zit tegen- woordig in de synode; de Heere regeert en Hij bewaart mij tot hiertoe om niet in het minste verschrikt te zijn maar gemoedigd de toekomst af wachten, wetende dat de Heere getrouw is, en dat de belofte niet zal vertragen, hoewel sommigen twijfelen. Ik ben zeer verlangend hoe men nú op de synode met u zal handelen. God de Heere schenke u vrijmoe- digheid, uwe gemeente getrouwheid en al Zijn volk een biddend harte en doe ons allen zamen met een voornemen des harten bij den Heere blijven. Wat mijne overkomst betreft, tot nog toe is de weg niet geopend ; de consulent van Drogeham heeft wel niet volstrekt geweigerd, maar toch ook nog niet ingewilligd om de bevestigingsbeurt aan mij af te staan. Ik kan wel denken dat men mij niet gaarne in de buurt heeft; doch zoo de Heere de weg baant, zullen de vijanden dit toch niet verhinderen. Mijne ziele verlangt om bij u en in het midden uwer mij dierbare gemeente te zijn, om door uw onderling geloove versterkt te worden, en wie weet hoe spoedig eene schorsing mij in de gelegenheid zal stellen om aan mijn verlangen te voldoen." Had De Cock bij zijn reis naar Den Haag de gelegenheid aangegrepen Scholte te bezoeken, deze verlangde zoozeer kennis te maken met De Cock's gemeente, tot wie hij zich met dezen brief in een afzonderlijk schrijven, vroeger reeds genoemd, wendde. De mogelijkheid zijn wensch vervuld te zien scheen geopend: de eventueele bevestiging in het ambt van zijn vriend Van Velzen. Moge het eene teleurstelling voor alle drie zijn geweest, dat de consulent zijn beurt daartoe niet wilde afstaan, voor De Cock was het stellig een sterke bemoediging te vernemen, dat Scholte evenmin zijn conscientie geweld aan zou doen door zich te schik- ken en te plooien naar de Reglementen, als hij zelf dat kon en niet minder zal het hem hoopvol hebben gestemd te lezen wat Scholte met weinige woorden schreef van den aanstaanden jongen predikant van Drogeham.
Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/493
Deze pagina is niet proefgelezen