ZES-EN-TWINTIGSTE HOOFDSTUK GESCHIEDENIS EN INHOUD VAN HET APPÈL EN DE DRIE MEMORIES INGEZONDEN BIJ DE SYNODE. I N de eerste memories wendt zich De Cock met dezen aanhef tot de synode: ,,Met een bloedend harte over mij aangedaan onregt en de gruwelijke vervolgingen die ik, man en vader van een talrijk huis- gezin, maar wat meer zegt, herder en opziender eener gemeente, welke de Heere Christus gekocht heeft door zijn bloed, ondervind, neem ik thans onder biddend opzien tot mijnen Heer en mijnen God, mijn toe- vlucht tot u." Met een bloedend en bekommerd hart, wijl hij niet ont- veinzen mag te vreezen, bij hen, wier bepaalde gevoelens der kerke niet onbekend zijn, weinig hoop op de gewenschte uitkomst te kunnen voeden. Hij weet zich aangeklaagd en veroordeeld niet vanwege onzedelijkheid van levenswijs; het verschil tusschen zijn aanklagers en hem betreft niet zijn gedrag, maar het Evangelie dat hij verkondigt. Echter nadat de Heere hem verlichttede" oogen heeft gegeven, is het hem onmogelijk geworden een Evangelie te verkondigen zooals het in zijn dagen vrij algemeen wordt verkondigd. Van toen af heeft hij Jezus Christus mogen verkondigen als de kracht Gods en de Wijsheid Gods, als den eenigen Naam, die op deze aarde gegeven is om zalig te worden. Aan de zucht gehoorzaam te zijn als een getrouw herder in de schaapskooi van Christus, is zijn zooveel geruchtmakend boekje tegen Brouwer en Reddingius zijn oorsprong verschuldigd. Is in deze weder- legging de Christelijke lankmoedigheid niet genoeg betracht? Hij huivert deze vraag te beantwoorden, want arglistig is het harte, meer dan eenig ding! Hij zal die vraag liefst niet beantwoorden. Hij zal zich zelven hierin niet vrijspreken, doch verwacht ook op dit punt met redelijkheid en naar Gods Woord beoordeeld te worden: wordt toornig en zondigt niet! De vraag is niet of de bedienaars van het Evangelie tegen de tegen- sprekers der gezonde leer harde uitdrukkingen mogen gebruiken, maar
Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/513
Deze pagina is niet proefgelezen