APPÈL BIJ EN MEMORIES AAN DE SYNODE hen ook niet zult toerekenen. Uit deze woorden, gevloeid uit de pen van Van Hogendorp, moge blijken dat deze nù begrijpt en ook billijkt dat De Cock patrociniëert" zoovele geschriftjes door eenvoudigen in het Noorden des lands geschreven. Voorts gaat de appellant over tot het betoog, dat hij het recht had het gezangboek te toetsen, en, hetzelve gewogen en te licht bevonden hebbende, zijn gevoelen vrijmoedig en onbewimpeld te openbaren. Hij erkent dat het gezangboek de goedkeuring en onderteekening heeft verworven van gecommitteerden van alle gewestelijke synoden, maar, zoo voegt hij aan het oorspronkelijk ontwerp toe, in den tijd onzer onderdrukking en overheersching van afgodische volken; en dat dit gezangboek sedert zeven en twintig jaar kerkelijk is ingevoerd. Echter de belijdenisschriften hebben de goedkeuring en onderteekening van de synode van Dordrecht verworven; en de catechismus is kerkelijk ingevoerd en in gebruik geweest sedert twee honderd zes en zestig jaren. ,Herdenk, o Hoog Eerwaarde Heeren, aan het heerlijk en eenstemmig getuigenis van het synode van Dordrecht afgelegd; herlees hetgeen Trigland van de zitting, waarin dit geschiedde, schrijft; bedenk dat diezelfde Catechismus, even als de Belijdenis en de Canones, vertrapt en vertreden ligt, ten gevolge der afschaffing van het oude formulier van onderteekening, en de bijkans algemeene opvatting van het nieuwe formulier, door u in den jare 1816 opgesteld. Zie hoe sints dit jaar, de meeste Herders en Leeraars onzer kerk zich aan de Formulieren van Eenigheid niet verder en meerder verbonden oordeelen, dan in zoo verre zij vermeenen dat dezelve met Gods Woord overeenstemmen; eene voor- behouding waarmede zij voorwaar de Koran wel kunnen onderteekenen." 448 Dan herinnert de memorie, dat men zich zelfs in ,,vereenigingen van predikanten" niet schaamt, uitdrukkingen uit den Catechismus voor gods- lasterlijk te verklaren. Verder wordt gewezen om te weten welke achting men voor den Catechismus heeft, op de Gedachten van prof. Hofstede de Groot en de werken van Van der Linden en het liefderijke" boek van Laurman, uitgegeven in de nabijheid van mijne woonplaats", door Her- vormde leeraars binnen weinige maanden, zoo wordt nadrukkelijk opgemerkt. Mag de Catechismus zulk een behandeling ongestraft ondergaan, moet ik dan afgezet worden, omdat ik mij met onze gezangen niet kan vereenigen" ? ,,Ofschoon er," zoo vervolgt de memorie, ,,over de kracht van ulieder onderteekeningsformulier, sinds jaren getwist wordt, hebt gijlieden echter geen enkele daad gedaan, geen enkele uitlegging gegeven, waardoor de in de kerk toenemende losbandigheid wordt beteugeld. Hofstede leert openlijk dat geen kerkgenootschap iets omtrent de leer mag voorstellen; dat de synode van 1816 de predikanten van alle banden heeft ontslagen, en dat aan ieder predikant vrij staat te leeren wat hij wil. Maar als dan ieder predikt wat hij wil, zal ik dan beteugeld, zal ik dan afgezet worden ""
Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/516
Deze pagina is niet proefgelezen