456 APPÈL BIJ EN MEMORIES AAN DE SYNODE doorn in het oog van vele hem omringende en verder gezetene ampts- broeders, en noopte hen om die zoo blijkbare gezindheid der Gemeenten te keer te gaan, onder anderen door in een ongunstig, hatelijk, ja be- spottelijk daglicht te plaatsen de door de Cock verkondigd wordende leer en hare gemoedelijke en ijverige voorstanders. Met dusdanige ergerlijke handelwijze kwamen openlijk te voorschijn de Heeren Brouwer van Uithuizen en Benthem Reddingius van Assen, misschien wel in dezen onwetend de blinde werktuigen van anderer booze bedoelingen, de eerste in de uitgave zijner twee Leerredenen over 2 Petr. 3 17; 2 Tim. 1:13, de andere in zijne uitgegeven Brieven over de Tegenw. verdeeldheden en bewegingen in de Herv. Kerk. Dit kon, dit mocht door onzen getrouwen en ijverigen de Cock met geene onverschillige oogen worden aangezien. Reeds meermalen had hij op de Ringvergaderingen als anderszins woorden moeten hooren, die van de verregaande verbijstering en afval der sprekers getuigden: zelfs had eens een der leden zich niet ontzien op hoogen toon uit te slaan, dat het goddeloos en godslasterlijk was, wat onze Catechismus zeide, dat God met tijdelijke en eeuwige straffen wrake zou doen beide over de aangeboren en dadelijke zonden. Door dit een en ander werd de botsing tusschen de Cock, die de eer onzer Formulieren van eenigheid ophield, en zijne amptgenooten, welke die Formulieren verguisden, hoe langer zoo heviger: en toen op de Classicale Vergadering des voor- gaanden jaars de oneenigheid weêr gaande werd, en de Cock zich alzoo gedwongen gevoelde, om den Heer Brouwer in het aangezicht te ver- wijten, van met den Heer Reddingius door hunne bovengen. geschriften opentlijk de vaan des oproers te hebben opgestoken, werd hij door Brouwer uitgetart, om hem in een openbaar geschrift tegen te spreken. Ziedaar de aanleiding tot het geschrift van de Cock, Verdediging van de ware Geref. leer en van de ware Gereformeerden enz. Dit boekje baarde opzien, en toonde duidelijk, dat het den schrijver, wetende te staan in de zaak des Heeren, door Gods genade geenszins aan moed ontbrak, om den vijand der Kerk in het aangezicht te staren en hem onbeschroomd toe te voegen, Gij zijt die man ! Maar ook deze moedige houding, waarmede de Cock zoo ondubbel- zinnig zijn voornemen aan den dag legde om niet toe te laten, dat de leer van Gods Kerk en de gemoedelijke vroomheid der kinderen Gods onverdedigd werden aangerand, verbitterde den vijand dermate, dat, ten einde zijne verdere aanvallen en bevechtingen van de Kerke Gods niet verijdeld of te leur gesteld te zien, hij het er op begon toe te leggen, om den wakkeren wachter op Sions muren te doen verwijderen en de plaats ruimen. Den 19 December 1833 werd de Cock geciteerd voor het Classicaal Bestuur van Middelstum om zich te verantwoorden zoo wegens het schrijven van bovengen. boekje, als wegens het leeren en doopen van personen uit andere Gemeenten. Hij verdedigde zijne handelwijze op grond van Gods Woord, doch zonder dat hem ook uit Gods Woord
Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/524
Deze pagina is niet proefgelezen