Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/539

Deze pagina is niet proefgelezen

APPÈL BIJ EN MEMORIES AAN DE SYNODE 471


van Gezangen in bekrachtigd worde: Derhalve het voorm. Gron. dwang- besluit is tegenwoordig afgeschaft en blijft afgeschaft, wat ook het Gron. Kerkbestuur, om onzen de Cock in het ongeluk te storten, denken, zeggen of oordeelen moge.

d.) En nu desniettegenstaande wordt de overtreding van dit besluit in onzen de Cock met eene geheele afzetting van de dienst, ja zelfs (zoo het schijnt) met de ontzetting van het gebruik des Avondmaals ge- straft. Want alhoewel dit laatste niet met zoo vele woorden in het vonnis staat uitgedrukt, wordt echter in de reeks aangehaalde en toegepaste artike- len ook art. 59 van het Regl. op de tucht van 28 Sept. 1825 gevonden, waarbij bepaald is, dat iemand, alzoo om zedelijk wangedrag in zijne bediening geschorst of van dezelve ontzet zijnde, tevens geacht moet worden als lidmaat van het gebruik des H. Avondmaals ontzet te zijn. En alzoo wordt onze hooggeachte en hartelijk geliefde Leeraar, op wiens zedelijk gedrag nimmer iets het minst is te zeggen geweest of nog te zeggen is, verklaard te zijn van een zedelijk wangedrag, en als een heiden en tollenaar onwaardig aan des Heeren tafel aan te zitten, en zulks eenig en alleen om reden, dat hij, zich in gemoede niet kunnende vereenigen met ons zoo gebrekkige Liederengezang, zich daarover in geschrifte heeft uitgelaten. Voor den Heere, als Hij komt om te oordeelen, hopen wij dat het Gron. Kerkbestuur die beschuldiging van zedelijk wangedrag in onzen Leeraar zal weten te verantwoorden. En wat het schrijven tegen de Gezangen betreft, mocht dit in allen gevalle zulk eene verschrikke- lijke misdaad gerekend worden, dat het de hoogste kerkelijke straf ver- diende, en zulks in eenen tijd, dat men het schrijven en lasteren tegen onze Formulieren van eenigheid straffeloos begaat, ja met hooge goed- keuring vereerd ziet? Mocht zoodanige straf worden opgelegd aan eenen man, die een gemoedelijk gewetensbezwaar bezit, en wien, wat hij ook aan het Gron. Kerkbestuur moge verzocht hebben, men geen moeite hoe- genaamd heeft aangewend dat bezwaar te ontnemen, en, door hem beter te onderrichten, van dwaling te overtuigen? Ergerlijk voorwaar is het, wanneer wij dat Kerkbestuur hooren betuigen alle middelen van zacht- moedigheid omtrent de Cock tot het uiterste beproefd te hebben, daar er geene andere middelen dan die van dreigement en hoog gezag be- proefd zijn, de Cock maar eens is gehoord geworden en reeds den dag na het indienen zijner schriftelijke verdediging zijn vonnis geveld is. Maar nog ergerlijker is het, en getuigende van de bittere liefdeloosheid, die het Gron. Kerkbestuur tegen de Cock bezield heeft, wanneer het- zelve een motief voor het opleggen van de hoogste straf afleidt uit de onderstelling, dat de Cock, na het verloop zijner tweejarige schorsing, zich toch niet weer met de Evang. Gezangen zou willen vereenigen en dus bij vernieuwing een slecht en verderfelijk dienaar zou zijn. Hadde het Kerkbestuur eenig het minste gevoel van Christelijke liefde, die alles moet verduren, gelooven, hopen en verdragen, gekend, (ofschoon het zich des beroemt), het zoude dan het verloop dier tweejarige schorsing hebben afgewacht, om eerst dan tot de geheele afzetting over te gaan,