476 CONDITIONEEL VEROORDEELD DOOR DE SYNODE In eene volgende zitting werd overeenkomstig het advies der commissie het volgende oordeel uitgesproken, dat aan De Cock werd gezonden, welk stuk met prachthand is geschreven : Aan den Heer H. de Cock te Ulrum Synodale Uitspraak in de zaak van Hendrik de Cock. De Algemeene Christelijke Synode der Hervormde Kerk in het Koningrijk der Nederlanden Gezien hebbende een verzoekschrift van Hendrik de Cock, gesuspen- deerd predikant te Ulrum, onder de classis van Middelstum, om toe- gelaten te worden tot het beroep van eene uitspraak van het Provinciaal Kerkbestuur van Groningen ter eerster instantie gedaan, en gedagteekend 29 Mei 1834 bij welke hij is afgezet van zijnen dienst, met verwijzing in de kosten, ter zake van zijne procedure bij welgemeld provinciaal Kerkbestuur gevallen Gezien al de stukken tot de zaak behoorende, door het provinciaal Kerkbestuur van Groningen ingezonden Gezien de uitspraak van het voornoemde provinciale Kerkbestuur Gezien de Memorien van verdediging door de veroordeelde gevoegd, bij zijn verzoekschrift van beroep gedagteekend 22 Junij 1834 - Gehoord hebbende het Schriftelijk verslag van de, door haar benoemde Commissie in deze zaak - Gelet hebbende op Art : 3, 4, 6, 7, 14, 16, 18, 21, 58, 59, 75 en voorts op art: 79 tot 83, van het Reglement op de uitoefening van Kerkelijk opzigt en Tucht, Overwegende, dat het genoegzaam gebleken is, dat Hendrik de Cock uitgever is, van het boekje door Jacobus Klok geschreven en getitelt, de Evangelische Gezangen getoetst enz. Groningen bij H. Bolt 1834, en Schrijver der aanprijzende voorrede voor hetzelve geplaatst. Overwegende, dat Hendrik de Cock te houden is voor verantwoorde- lijk, zoo wel voor den inhoud van zooeven genoemd geschrift als voor- rede, voor hetzelve, door hem geplaatst, Overwegende dat Hendrik de Cock, zoo door het uitgeven van ge- noemd geschrift als door het plaatsen zijner voorrede voor hetzelve, gehandeld heeft, strijdig met de verpligting tot bewaring van Orde en Eendragt, den predikanten, als leden van een gemeentelijk Kerkbestuur bij Art 9 van het Algemeen Reglement opgelegd, en met zijne belofte, bij zijne toelating tot den predikdienst, ingevolge art. 28, nu 38, van het reglement op het Examen in de toelating tot het Leeraarambt, afge- gelegd, en alzoo te houden is voor schuldig aan een bedrijf, hetwelk leiden moet tot verstooring van orde en eendragt in de Nederlandsche Hervormde Kerk,
Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/544
Deze pagina is niet proefgelezen