POGINGEN TOT HERSTEL IN HET AMBT 487 Nog voor den 20en September ontving De Cock het volgende antwoord, geadresseerd: Weleerwaarde zeergeleerde Heer, Den Heere H. de Cock, Predikant te Ulrum (Prov. Groningen). Zeijst, den 18en Augustus 1834. WelEerwaarde Zeer geleerde Heer! Ofschoon ik door de Synode niet gemagtigd ben, om over hare uit- spraak te corresponderen, of daarvan officieel verklaring te geven, wil ik mij echter niet onttrekken aan het verzoek, mij door UEw., bij missive van den 5en dezer, gedaan, en uwe vragen, daarin vervat, zal ik naar mijne wetenschap tot uwe informatie beantwoorden. Te dien einde zij het mij vergund, UEw in de eerste plaats te doen opmerken, dat in de uitspraak der Synode, bij appèl in uwe zaak gedaan, geene de minste melding is van Schorsing in de dienst, zelfs dat niet één der bestraffingsmiddelen uit het Regl. van Kerkelijk opzigt en tucht op UEw is toegepast; zoodat, bij aldien er geen ander vonnis tot uw bezwaar bestond, uwe betrekking tot de gemeente van Ulrum in haar geheel zoude zijn tot den tijd toe, dat gij U ongenoegen verklaardet, om aan de voorwaarde, door de Synode gesteld, te voldoen. UEw bemerkt hieruit, dat uwe vraag naar de toepassing van art 58 op uw geval, bij de Synode behandeld zonder reden is. In de tweede plaats mag ik niet nalaten voor uwe aandacht te brengen, dat de vermelde uitspraak der Synode zich niet verder uitstrekt dan tot het Vonnis, van hetwelk tot haar geappelleerd is: te weten, de ontzet- ting van de Dienst; doch, dat deze uitspraak geene de minste verandering heeft kunnen te weeg brengen in een Vonnis, van hetwelk tot haar niet is geappelleerd, noch geappelleerd is kunnen worden, omdat de zaak ter tweeder instantie was beslist. Het spreekt, uit dien hoofde, en naar den aard zoo wel van Kerkelijke als Burgerlijke regtpleging van zelve, dat alleen de Regtbank die het vonnis eener tweejarige schorsing tegen UEw gewezen heeft, en dat in eene zaak, die niet voor de Synode heeft kunnen gebragt worden, UEw van dat vonnis kan ontheffen. Hiermede vertrouwende aan het verlangen van UEw voldaan te hebben, noem ik mij, na toewensching van den geest der wijsheid UWelEerw. Dw. Dienaar en Medebroeder I. J. Dermout Vergeleken bij de wijze waarop de praeses van den ring Leens adres- seerde, had De Cock geen ongelijk met te schrijven dat de synode ,eenigermate Christelijker en liefderijker gevoelens schijnt te koesteren". Zijn vrouw zond dit schrijven met een kort briefje op aan haar man die op reis was. Zij schrijft:
Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/557
Deze pagina is niet proefgelezen