DE COCK KOOPT DEN TIJD VAN HET ONNOODIG UITSTEL UIT 497 zag gezonken. De eenige redding" had hij steeds voor oogen sinds zijn veranderd inzicht. Daartoe schrijft hij ditmaal aan de Broeders van Vries- land, die vereenigd in het waarachtig geloof gezegd worden het heil van de gemeente des Heeren te zoeken, de ware gereformeerde leer voor te staan, de zonden te laten en Gods eere te zoeken". Dat gezegd worden" wijst er weer op, dat De Cock de kerkelijke kaart van die dagen kende. Hij wist wie vijanden der waarheid waren; hij luisterde scherp toe wie vrienden der waarheid heetten. Hij schrijft dan : Genade, Geliefde Broeders, worde UEd. en mij meer en meer ge- schonken en vermenigvuldigd om te staan en te strijden voor het geloof eenmaal den Heiligen overgeleverd door de genade ons gegeven. Is ons die genade geschonken, dat wij de ellende des lands en des volks mogen zien en ter harte nemen en houden wij het daarvoor, gelijk ik vertrouw met den Edelen van Zuilen Nijeveld, dat Gods waarachtige dienst onze eenige redding ¹) is, het is dan zeker ook onze dure ver- pligting om als Herders der schapen en als trouwe wachters die redding onder opzien tot den Hogen den eenigen en Drieenigen, den waar- achtigen God te zoeken en daartoe onder nederig opzien tot hem onze geringe pogingen aan te wenden. Hiertoe opgewekt en aangespoord door den Koning Zijner kerk en Ge- meente die de bazuins geblazen en zijn volk als bij voorraad opgewekt heeft, wenschtte ik ook u mijne Broeders in den Heere op te wekken en aan te sporen om vereenigd met mij in afhankelijkheid van den Allerhoogsten de handen aan het werk te slaan, de belangen van de Gemeente des Heeren aan de Hoge Overigheid dezer landen voor te staan en die de handhaving van de bevelen des Heeren, in onze dagen helaas zoo schandelijk verlaten en vertreden, aan te bevelen. Mijne opwekking zal zeker kragteloos zijn indien de Geest des Heeren niet opwekt, kragt verleent en vrijheid schenkt om als getrouwe herders het leven te stellen voor de schapen, maar met het oog op dien grooten Herder, die Zijn leven aflegde, opdat de Zijnen het zouden behouden; die beloofd heeft dat de poorten der Helle Zijne Gemeente niet zouden overweldigen en die ons heeft toegeroepen: die zijn leven zal willen be- houden die zal het verliezen, maar die het verliezen zal om mijnentwil die zal het behouden, bied ik u (met vertrouwen dat de Heere het dienst- baar zal maken tot hetgene Hij wil, hetzij tot voordeel hetzij tot oor- deel, waarvoor Hij, hoop ik, ons behoede en beware) dit nevensgaand verzoekschrift aan ter teekening of het zijn mogt dat de Heer het hart van Koning en Overigheden neigen mogt, om agtslaande op de bevelen des Heeren Zijn dienst als het eerste en hoogste te zoeken en daarin de eenige redding van ons vaderland, die zeker daarin alleen gelegen is. Hij schenke ons onderling daartoe, kon het zijn, vereenigde harten en bekrone ons werk met Zijnen Goddelijken onverdienden en zoozeer ver- 32 Afscheiding
Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/569
Deze pagina is niet proefgelezen