En zòò kan men verklaren het blijde bericht door Scholte in een brief d.d. 5 Maart 1834 geschreven aan De Cock: „Te Amsterdam komt weer een stevige boekverkooper; mijn vriend en broeder in den Heere W. Messchert 4) van Rotterdam is geassocieerd met Höveker te Amsterdam en komt met Mei aldaar wonen; in die groote stad gaat het werk des Heeren voorwaarts. De Zondagavondoefening bij da Costa wordt hoe langer hoe drukker bezocht, ook zijn wekelijksch college over de Vaderlandsche geschiedenis.” In dezen zelfden brief deelt hij ook mede: „mijn stukje over de Psalmen is naar den drukker; ik hoop nu spoedig over te gaan tot de preeken, welke ik op raad van broeder da Costa in een bundeltje denk uittegeven.” In een brief van 1 Juli ’34 schrijft hij o. m.: „het verwondert mij dat gij het stukje over de Psalmen niet hebt ontvangen; toen ik in Amsterdam was (in den vorigen brief had hij te kennen gegeven van voornemen te zijn na Pinksteren naar Amsterdam te reizen K.) heb ik een exemplaar op velijn papier voor u bij den uitgever gelaten om aan u te bezorgen, ook de uitbreiding van dat boekje wordt door de vijanden verhinderd, in Middelburg b.v. was het niet te krijgen hoewel de uitgever een zeker getal exemplaren er naar toe gezonden had.” (Ik cursiveer. K.)
Van dezen tijd af vindt men dan ook den naam van dezen stevigen boekverkooper op onderscheiden geschriften uit die dagen en dan in verbinding met den naam van Höveker. 5)
De oude predikant van den Haag, ds Bernardus Verwey kan zijn spijt niet verkroppen over het soort boekverkoopers die medewerken tot de verspreiding van gedachten en tot openbaarmaking van een gezindheid hem zoo weinig sympathiek. In zijn anoniem geschrift de Toetser zegt hij spijtig in de inleiding, dat de boekwinkel van J. H. den Ouden menig ander liefdeloos en twiststokend werk voortbracht. Le Feburé vat daarop vuur en schrijft: „Ik herinnerde mij verscheidene werken, die uit dien boekwinkel voor den dag zijn gekomen, en die min of meer dezelfde strekking hebben, om de gereformeerden opmerkzaam te maken; of de schrijver dit nu onder het twiststokende rangschikt weet ik niet; evenwel twijfel ik, of hij die schriften niet bedoelt, omdat het Adres niet veel meer zijne aandacht trok, dan menig ander liefdeloos en twiststokend voortbrengsel.”
J. H. den Ouden te Amsterdam is dé „boekverkooper” bij wien nog vòòr de Afscheiding, het eene geschrift na het ander verscheen uit den kring van het Réveil, die alarm bliezen, zòò van Schotsman, van Molenaar, van Da Costa. Alarmsignalen van Baron van Zuylen van Nijevelt. Zelfs koopt Den Ouden van de Wed. du Saar te Leiden het Godsdienstig Genéve, in Maart 1819 in vertaling aldaar verschenen met een voorrede van ds N. Schotsman. Hij is de uitgever van leerredenen van ds D. Molenaar,
Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/57
Deze pagina is proefgelezen
37
„WEER EEN STEVIGE BOEKVERKOOPER”