DE COCK KOOPT DEN TIJD VAN HET ONNOODIG UITSTEL UIT 501 lijk geslagt na hem.... tegen de Simonie of Verkoping van kerke- lijke ampten en misbruiken daaromtrent, die heden te dage, te oordeelen naar de gesprekken daarover zoo veel in zwang gaan, bij herhaling vernieuwd worde, en de voorzorgen daaromtrent in het Synode Nationaal te Dortrecht genomen en nu wederom ver- nietigd, van nieuws bevestigd worden. Hetwelk de ondergeteekenden als getrouwe dienstknegten des Heeren en als getrouwe onderdanen UHMogenden verzoeken, in de hoop dat UHMogenden als ware voedsterheeren van Gods Kerk en Gemeente en als Vaders des Vaderlands de vreze des Heeren in het oog en in het hart hebbende, gewillig en bekwaam gemaakt moogt worden om God de eer gevende Zijne geboden te handhaven, en daarin en daardoor het heil en de herstelling des Vaderlands te zoeken daar toch God eert die hem eeren, terwijl hij versmaadt degene die hem ligt achten. Zich noemende met den meesten eerbied, hoogachting en onderdanigheid. Deze stukken werden ter teekening gezonden aan een tiental Friesche broeders, mannen van wie slechts één tot de Afscheiding toetrad, en wel T. F. de Haan, toen nog predikant te Exmorra. De anderen behoorden meest allen tot het Friesche Réveil: ds A. Buning van Oostermeer, die doorging voor ,yn moarch en bonken griffemaerd" te zijn; ds J. W. Becking te Hees, geboren te Winterswijk, een Geldersch man en ds J. van Berkum van Garijp, eerst te Warns, met ds L. Fockens van Sneek, een neef van De Cock, waren ten naastenbij de eenigste gereformeerde predikanten in Zuid-West Friesland. Ook zond De Cock dit stuk naar ds De Brune in Balk, naar ds Mangel van Hantum en Hantumhuizen, een paar mannen die niet genoemd worden onder de predikanten van 't Réveil. Wel behoorden tot hen ds E. van Loon te Welsrijp, aan de Franeker hoogeschool tot bekeering gekomen, een groot vriend van ds L. Fockens, en ds S. Hogerzeil ³), van Lutjewoude, door wien ds S. van Velzen van Drogeham zoozeer werd teleurgesteld. Ook werd het stuk nog ge- zonden naar ds P. D. Koopmans, toen te Rinsumageest, later te Gaast- Sibrandahuizen, een ,treflike laeraer". De Cock zond het stuk uit Groningerland niet naar ds R. Engels te Nieuwolda, die in zijn Ontboezeming betuigt het eens te zijn met den voor- treffelijken en diepdenkenden ds J. J. le Roy, maar niets moet hebben van de separatisten, omdat hij maar al te duidelijk bij hen groote ver- keerdheden ziet, die hij dan gaat opnoemen. Dan blijkt dat er heel wat leelijks zat in den boezem van dezen leeraar, want in zijn ontboezeming evenaart hij in schelden zijn liberalen collega Van der Linden, hoewel hij beweert dat De Cock het niet verdient dat men zich aan dezen ergert. Hij, de orthodoxe, raadt Brouwer en Reddingius, welke beide mannen door De Cock als een dollen hond, schuimbekkende en bijtende zijn aan-
Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/573
Deze pagina is niet proefgelezen