504 DE COCK KOOPT DEN TIJD VAN HET ONNOODIG UITSTEL UIT ongeoorloofde en onmogelijke van hem vragen: „geen pour parler” werd hem geantwoord. De Cock bood aan berouw en leedwezen te toonen, indien hem uit Gods Woord werd aangetoond, dat hij zich vergist had; zelfs wilde hij in dit geval openlijk in de courant belijdenis doen. Maar het- zelfde geen pour parler. Ook betuigde hij, ,,orde en eendracht te willen houden met alle goede en ware herders van Christus' kudde, en dat het toch van hem niet was te vergen, dit met de kwaden en verdervers te doen". Nog eens het: geen pour parler. Ten slotte verzekerde hij: ,,dat hij zich aan alle kerkelijke reglementen en verordeningen wilde on- derwerpen, voor zooverre die niet rechtstreeks tegen Gods Woord inliepen, of tegen elkander strijdig waren, en dat iets anders van hem niet gevraagd kon worden". Ook nu nog eens het: geen pour parler ! Een jaar lang hebben de besturen dezen oprechten man geplaagd en vervolgd; hem verhinderd zijn gemeente, die hem oprecht lief had, voor welke hij alles was, te dienen, terwijl het provinciaal kerkbestuur zich niet ontzag aan de synode te schrijven, dat de maatregel van zijn afzetting noodig was, deels uit aanmerking van het schrikkelijk verval door on- kunde en verwarring van denkbeelden, waarin de kort te voren nog zoo- veel beter gestelde gemeente van Ulrum door den invloed van den predikant De Cock geraakt is". De Cock leed groot tijdelijk nadeel; toch had hij steeds het bestuur erkend, al durfden die besturen het aan, valsche aanklachten betrekkelijk het houden van onwettige godsdienstige bijeenkomsten of conventikels onder de leiding van den gesuspendeerden H. de Cock", door te zenden aan den Gouverneur, die zich haastte den Officier er van in kennis te stellen, terwijl deze het aandurfde De Cock en de wed. Koster ieder tot een geldboete te veroordeelen op grond van deze onware beschuldigingen! De Cock had zich tot nu toe in alles onderworpen, en nu hij met aan- drang inlichtingen vroeg, ,met onmiskenbare oprechtheid alles aanbood, wat hij aanbieden mocht", werd hij ,,koud, gevoelloos, hooghartig en met trotschen eigenwaan door dat Bestuur behandeld en afgewezen". Nog was zijn geduld niet ten einde! Hij had zijn ambt zoo lief! Hij had zijn gemeente zoo innig lief! Hij beminde boven alles de waarheid! Die liefde schonk hem zooveel lang- moedigheid; zij maakte dat hij niet lichtvaardiglijk handelde. Zij zoekt zichzelve niet; zij wordt niet verbitterd, zij denkt geen kwaad. Zij gelooft alle dingen, zij hoopt alle dingen, zij verdraagt alle dingen. Hij verzocht daarom een afschrift van de verklaring, die van hem werd verlangd. Zij werd hem ter hand gesteld. Hij kon haar zelf afschrijven ! De president vergat zich zoozeer, dat hij aan De Cock, bezig met het afschrijven, vroeg, of hij nog zoo vlug kon schrijven als vroeger. Moge deze vinnige hater hèt groote aandeel hebben gehad in de procedure
Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/576
Deze pagina is niet proefgelezen