Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/579

Deze pagina is niet proefgelezen

EEN-EN-DERTIGSTE HOOFDSTUK THUISKOMST ONDER DROEVE OMSTANDIGHEDEN.. Z IJN thuiskomst was geen blijde. Reeds vòòr zijn reis naar Groningen was zijn oudste dochtertje ernstig ziek. Den achtsten October stierf het. Doch de diep bedroefde ouders zwegen stil! Neen! niet ge- heel! Een doodsbericht werd door De Cock geplaatst in de Groninger Courant, hem zoo vijandig gezind! Getuigen moest hij en dèed hij overal en ten allen tijde, voor het oor der eenvoudigen als der machtigen. Het bericht van dit overlijden luidde aldus: ,,Het behaagde heden avond den vrijmachtigen, eenigen en drieëenigen God, na eene ziekte van drie weken, ons oudste dochtertje, Jantje, oud ruim 3¹/2 jaar, door den dood van ons af te eischen. Berustende in en vertrouwende op de verbondsbeloften, Gen. XVII 7; Hand. II 39, en op Gods Woord, Marc. X: 14 en 1 Corinthe VII: 14, hopen wij eenmaal haar daar weder te vinden, waar geen rouw of gekrijt meer zal zijn." ¹) Men kan zich de geestesgesteldheid van de hem vijandig gezinde menschen haast niet indenken, die zich niet hebben ontzien van dit droeve bericht verminkte afschriften te maken en te verspreiden. Doch dit teekent de haat en vijandschap die hem omringden; een haat die zóózeer gloeide in het hart zelfs van den vroegeren vriend Hofstede, dat deze den gestorvene nog niet eens met rust kon laten ruim tien jaren na diens overlijden; een haat die zich openbaren zal telkens weer onder de studenten aan de Universiteit van Groningen, tot zelfs op den dag der begrafenis van den zoo vroeg gestorven geloofsheld, toen door lafaards uit dezen kring werd gezongen : Io vivat, lo vivat, De vorst gaat uit de stad. Een haat die het zelfs den vrienden geraden scheen te zijn de wacht