Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/581

Deze pagina is niet proefgelezen

THUISKOMST ONDER DROEVE OMSTANDIGHEDEN 509 Deze beide stukken zijn gedateerd op Donderdag den 9den October, den dag dat ds H. P. Scholte te Ulrum in het sterfhuis zijn vriend kwam bezoeken, nog vóór de begrafenis. Nog gaf De Cock den moed niet geheel op, hij deelt daaromtrent zelf mede: Het was mijn voornemen nog eens de zaken, zooals zij nu stonden, na alle aangewende pogingen bloot te leggen aan Z. M. den koning en tevens aan de Synodale Commissie, maar de geheel onverwachte en ongedachte komst van ds Scholte heeft hieraan door Gods aanbiddelijke besturing eene geheel andere wending gegeven. Alles vereenigde zich toen om mij te zijn eene aanwijzing des Heeren, wat ik doen en welken weg ik gaan moest, waarnaar ik altoos van den beginne biddend had uitgezien. 10 Toch, wierd toen het vonnis bevestigd, waardoor ons alle plaats ontzegd wierd om zamen te komen. ³) 2⁰ Was ik geciteerd te Appingedam met het blijkbare voornemen om mij te veroordeelen, omdat ik gebeden had, en (wierd) mij dus de mond gestopt. 3⁰ In ds Scholte, een geordend kerkleeraar wierd daarenboven, op aan- wijzing van het Prov. Bestuur, de waarheid geweerd uit onze Gemeente. 4⁰ Waarbij eindelijk kwam de vernieuwde aanvrage des kerkeraads om door de noodzakelijkheid gedrongen ons af te scheiden. 4) Dit alles, zeg ik, wierd mij eene duidelijke aanwijzing en de roepstem des Heeren : ,,Gaat uit van haar, mijn volk! opdat gij aan hare zonden geen gemeen- schap hebt, en aan hare plagen geen deel hebt!" En nu, de Heere doe Nederlands Hervormd kerkgenootschap nog wederkeeren, of brenge diezelfde roepstem tot het oor en hart van al zijn volk, opdat niet Israël en Juda zamen omkomen en zoowel Jeruzalem als Samaria vervoerd worden, en uitgewischt als een schotel, zoodat die het hooren, de ooren daarvan klinken zullen. De rijm-kroniek bezingt de komst van Scholte in het versje: Toen kwam van Zuider kant van ons laag Nederland de leeraar Scholte; een belijder der waarheid, en een moedig strijder tot onzen held, en ried hem aan om pal te staan.